Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Hoofdstuk 5-6-7
Oefentoets Mens en Activiteit
Slide 1 - Diapositive
Een oudere zorgvrager met een lichamelijke beperking krijgt bejaardengymnastiek. Onder welke activiteit valt dit?
A
Educatieve activiteiten.
B
Creatieve activiteiten.
C
Sportieve activiteiten.
D
Sociale activiteiten.
Slide 2 - Quiz
In de recreatieruimte van een zorgorganisatie wordt een quiz voor ouderen georganiseerd, met als doel om het geheugen te trainen. Onder welke activiteit valt dit?
A
Educatieve activiteiten.
B
Creatieve activiteiten.
C
Sportieve activiteiten.
D
Sociale activiteiten.
Slide 3 - Quiz
Welke uitspraak over een draaiboek is juist?
A
Dit geeft een globale opzet van de activiteit weer.
B
Dit wordt na afloop tijdens de evaluatie gemaakt.
C
Hierin staat beschreven wie wat wanneer moet doen.
D
Dit wordt aan alle deelnemers uitgedeeld
Slide 4 - Quiz
De activiteit is een middag handballen. Tijdens het handballen is het niet duidelijk of je wel of niet met de bal mag lopen. Waarin had dit moeten worden duidelijk gemaakt?
A
Activiteitenvoorbereiding
B
Begroting
C
Draaiboek nazorg
D
Plan van aanpak
Slide 5 - Quiz
Wat is een begroting?
A
Een overzicht waarin de uiteindelijke inkomsten en uitgaven staan.
B
Een overzicht waarin de verwachte inkomsten en uitgaven staan.
C
Het bedrag dat beschikbaar is voor het organiseren van de activiteit.
D
Het bedrag dat de deelnemers moeten betalen om mee te doen.
Slide 6 - Quiz
Je kunt verschillende dingen doen als de activiteit niet goed gaat. Eén van de dingen die je kunt doen, is onderbreken. Welke uitleg over onderbreken is juist?
A
Je beloont de deelnemers die een prestatie hebben geleverd.
B
Je corrigeert wat iemand doet en geeft een waarschuwing.
C
Je deelt een straf uit aan degenen die zich misdragen.
D
Je vraagt iedereen even op te houden met de activiteit.
Slide 7 - Quiz
Wat is een voorbeeld van een geschreven regel?
A
Je belt niet privé tijdens werktijd.
B
Je drinkt geen alcohol onder de 18 jaar.
C
Je haalt ook koffie voor je collega’s.
D
Je klopt op een dichte deur voor je naar binnengaat.
Slide 8 - Quiz
Wat is evalueren?
A
Evalueren is vooraf bespreken hoe je een activiteit gaat aanpakken.
B
Evalueren is in een woordenspin de onderdelen van het draaiboek verzamelen.
C
Evalueren is alle taken verdelen onder de medewerkers en vrijwilligers.
D
Evalueren is achteraf nagaan hoe iets verlopen is.
Slide 9 - Quiz
Hoe ga je op de juiste wijze om met feedback?
A
Als je feedback krijgt, ga je je onmiddellijk verdedigen.
B
Als je feedback krijgt, moet je er mee eens zijn.
C
Vraag de ander alle feedback in één keer te geven, ook als is het erg veel.
D
Zie de kritiek niet als aanval op jou.
Slide 10 - Quiz
In welk voorbeeld wordt op een goede manier feedback gegeven?
A
‘Ik heb je gemist tijdens het opruimen, dat vind ik vervelend’.
B
‘Jij bent er nooit als er opgeruimd moet worden’.
C
‘Jij maar ook jouw vriendin hebben weer niet mee geholpen met opruimen’.
D
‘We raken allemaal geïrriteerd als jij er niet bent tijdens het opruimen’
Slide 11 - Quiz
Waarom is het belangrijk om het draaiboek te evalueren?
A
Om de contacten tussen de deelnemers te kunnen verbeteren.
B
Om een overzicht te kunnen krijgen van de kosten.
C
Om voor de volgende keer de organisatie te kunnen verbeteren.
D
Om inzicht te kunnen krijgen in het groepsproces
Slide 12 - Quiz
Bij welke fase van de organisatie hoort de volgende zin? ‘Helpen bij het uitdelen van de hapjes’.
A
Voorbereiding.
B
.
Uitvoering.
C
Evaluatie.
Slide 13 - Quiz
Bij welke fase van de organisatie hoort de volgende zin? ‘Opmerken dat er te weinig ruimte was voor bepaalde activiteiten’.
A
Voorbereiding.
B
.
Uitvoering.
C
Evaluatie.
Slide 14 - Quiz
Bij welke fase van de organisatie hoort de volgende vraag? ‘Wie maakt de informatiebrief voor de ouders?’