RVV 01

Iemand loopt met een defecte motorfiets aan de hand. Waar moet hij gaan lopen?

1. Op het trottoir.
2. Op het fiets-/bromfietspad.
3. Op de rijbaan.

Wie mogen kruispunten niet blokkeren?

1. Weggebruikers.
2. Bestuurders.
3. Voertuigen.

Wie moeten bij een overweg een spoorvoertuig voor laten gaan?

1. Bestuurders.
2. Weggebruikers.
3. Bestuurders van voertuigen.

Wat is de toegestane maximumsnelheid van een bromfiets op een fiets/bromfietspad buiten de bebouwde kom?

1. 30 km per uur.
2. 40 km per uur.
3. 50 km per uur.

Waar mag de bestuurder van een personenauto deze laten stilstaan?

1. Langs een fietsstrook op de rijbaan.
2. Voor een uitrit.
3. Binnen een afstand van 5 meter van een oversteekplaats.

Wanneer mogen knippersignalen en geluidsignalen slechts worden gegeven?

1. Door bestuurders ter afwending van dreigend gevaar.
2. Ter afwending van dreigend gevaar voor andere weggebruikers.
3. Door bestuurders van motorvoertuigen ter afwending van dreigend gevaar.

Welke verlichting moet u volgens het RVV in deze situatie voeren?

1. Dagrijlicht.
2. Mistlicht.
3. Dimlicht.

Wanneer is het mistachterlicht toegestaan?

1. Bij sneeuw en een zicht van 40 meter.
2. Bij regen en een zicht van 25 meter
3. Bij mist en een zicht van 60 meter.

Is de vluchtstrook een onderdeel van de rijbaan?

1. Ja, deze maakt deel uit van de rijbaan.
2. Nee, deze maakt geen deel uit van de rijbaan.
3. Nee, dit is een rijstrook.

Wat is de maximumsnelheid van bestuurders binnen een erf?

1. 5 km per uur.
2. 15 km per uur.
3. 25 km per uur.

Wat moeten bestuurders doen bij oprijden van de doorgaande rijbaan vanaf de invoegstrook?

1. Het overige verkeer voor laten gaan.
2. Tijdig tussen het overig verkeer invoegen.
3. Invoegen aan het einde van de invoegstrook.

Als bepaalde voertuigen een obstakel vormen die door naderende bestuurders niet tijdig als zodanig kunnen worden opgemerkt, moet een gevarendriehoek worden gebruikt. Voor welke soorten stilstaande voertuigen geldt deze bepaling?

1. Motorvoertuigen en aanhangwagens.
2. Voertuigen.
3. Motorvoertuigen op meer dan 2 wielen en aanhangwagens.

Mag het kind van vijf jaar oud op deze manier achterop de fiets vervoerd worden?

1. Nee, het kind moet in een kinderzitje zitten met voldoende steun voor rug, handen en voeten.
2. Ja, het kind kan zijn moeder goed vasthouden en heeft voldoende steun voor zijn handen.
3. Ja, het kind kan zijn moeder goed vasthouden en heeft voldoende steun voor zijn handen en zijn benen.

Hoe luidt in het RVV het begrip 'haaientanden'?

1. Voorrangsdriehoeken op het wegdek.
2. Driehoekige witte vlakken op het wegdek.
3. Witte driehoeken op het wegdek, aangebracht bij bord B6 (verleen voorrang).

Voor wie is dit bord bedoeld?

1. Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen.
2. Bromfietsers.
3. Snorfietsers, fietsers en gehandicaptenvoertuigen.

Hoe is de volgorde van voor laten gaan in deze situatie?

1. Voetganger, taxi, lesauto
2. Lesauto, taxi, voetganger.
3. Voetganger, lesauto, taxi.

Wie mag hier wel inrijden?

1. Een fiets met trapondersteuning
2. Een gehandicaptenvoertuig zonder motor.
3. Een brommobiel.

Wanneer mag u uw personenauto op deze parkeerplaats parkeren?

1. Als de personenauto is voorzien van een duidelijk zichtbare en geldige gehandicaptenparkeerkaart.
2. Als de personenauto is voorzien van een duidelijk zichtbare en geldige gehandicaptenparkeerkaart en een parkeerschijf achter de voorruit.
3. Als de personenauto is ingericht voor het vervoer van een gehandicapte.

Welke bestuurders mogen een langzaam rijdende bestelauto rechts inhalen?

1. Fietsers en snorfietsers.
2. Fietsers, snorfietsers en bromfietsers.
3. Fietsers en snorfietsers, maar alleen als zij op de fietsstrook rijden.

Wie hoeven een voetganger op een voetgangersoversteekplaats niet voor te laten gaan?

1. Bestuurders van een tram.
2. Bestuurders van een tram en een militaire kolonne.
3. Bestuurders van een militaire kolonne en een uitvaartstoet van motorvoertuigen.

Hoe snel mag met het motorvoertuig op de rechterrijstrook, op deze autosnelweg, maximaal gereden worden?

1. 80 km per uur.
2. 90 km per uur.
3. 130 km per uur.

Welke plaatsen maken volgens de begripsbepaling geen deel uit van de autoweg?

1. Tankstations, parkeerplaatsen en bushalteplaatsen.
2. Vluchthavens, tankstations en bushalteplaatsen.
3. Parkeerhavens, tankstations en bushalteplaatsen.

Wat is de juiste volgorde van doorgaan in
deze situatie indien het voorste voertuig van
de militaire kolonne het kruispunt al
overgestoken is?

1. Militaire kolonne, tram, vrachtauto en bromfiets.
2. Tram, militaire kolonne, bromfiets en vrachtauto.
3. Tram, vrachtauto en bromfiets, militaire kolonne.

Wat is de juiste volgorde van doorgaan in
de afgebeelde situatie?

1. Gehandicaptenvoertuig en voetganger, auto.
2. Voetganger, auto, gehandicaptenvoertuig.
3. Voetganger, gehandicaptenvoertuig, auto.

De taxi staat hier te wachten op een passagier.
Mag dat?

1. Nee, want er is een bushalte.
2. Ja, want er is geen bus in aantocht.
3. Ja, want er is voldoende ruimte voor een bus om hier te stoppen.