05 RVV eindtoets

• verkeersopleidingen
• Beroepsopleiding

Op welk van onderstaande plaatsen mag de bestuurder van een motorfiets zijn voertuig wel laten stilstaan?

1. Op een fietsstrook.
2. In een tunnel.
3. Onder een brug.

Wat houdt het begrip 'parkeren' in?

1. Het laten stilstaan van een motorvoertuig.
2. Het laten stilstaan van een voertuig.
3. Stilstaan van een voertuig.
4. het vrijwillig stilzetten van een voertuig om andere redenen dan die van het stilstaan.

Wat betekent dit bord(E 2) ?

1. Verbod stil te staan.
2. Verbod te parkeren.
3. Verbod te stoppen.

Op welke dagen mag er binnen een parkeerschijfzone alleen geparkeerd worden als er een parkeerschijf is geplaatst?

1. Maandag t/m vrijdag.
2. Maandag t/m zaterdag.
3. Maandag t/m zondag.

Welke gedraging valt niet onder 'laten stilstaan'?

1. Voorrang verlenen aan een bestuurder van rechts.
2. Stoppen om de weg te vragen.
3. Het uitladen van een koelkast, mits dit onmiddellijk gebeurt.
4. Zowel A als B.

De bestuurder van een personenauto mag zijn voertuig niet laten stilstaan:

1. Vlak voor een overweg.
2. Op de rijbaan langs een fietsstrook.
3. Buiten de bebouwde kom op de rijbaan van een voorrangsweg.

Wat is de maximumsnelheid voor een snorfiets binnen de bebouwde kom?

1. 25 km/h
2. 40 km/h
3. 45 km/h

Wat is de toegestane maximumsnelheid voor een personenauto met caravan op de autoweg?

1. 80 km/h
2. 90 km/h
3. 100 km/h

Een erf is tevens aangeduid als een parkeerschijfzone. De bestuurder van een motor met zijspan mag zijn voertuig daar:

1. Zondermeer parkeren.
2. Slechts parkeren bij een blauwe streep.
3. Parkeren bij een blauwe streep of op parkeerplaatsen die als zodanig zijn aangeduid.

De bestuurder van een personenauto mag deze niet parkeren...?

1. Binnen de bebouwde kom op de rijbaan van een voorrangsweg.
2. Langs een gele onderbroken streep.
3. Binnen een afstand van 5 meter van een overweg.

Een bestuurder van een personenauto parkeert zijn voertuig op een gehandicaptenparkeerplaats. Wanneer mag hij dat?

1. Indien hij zelf gehandicapt is.
2. Indien hij een geldige gehandicaptenparkeerkaart gebruikt.
3. Indien de auto is aangepast voor het vervoer van een gehandicapte.

De bestuurder van een brommobiel mag zijn voertuig niet laten stilstaan:

1. In een tunnel.
2. Onder een brug.
3. Langs een gele onderbroken streep.

Wie mag hier niet staan?

1. Een taxichauffeur die staat te wachten op een klant.
2. Een bestelbus die goederen aan het laden is.
3. Een bestuurder van een personenauto die de krant gaat kopen.

Welke voertuigen mogen worden geparkeerd op een gehandicaptenparkeerplaats?

1. Gehandicaptenvoertuigen en motorvoertuigen op meer dan 2 wielen voorzien van een geldige gehandicaptenparkeerkaart.
2. Gehandicaptenvoertuigen en voertuigen voorzien van een geldige gehandicaptenparkeerkaart.
3. Alléén gehandicaptenvoertuigen.

Op welk van onderstaande plaatsen mag een bestuurder zijn voertuig niet laten stilstaan?

1. Langs een gele doorgetrokken streep.
2. Binnen 5 meter van een kruispunt.
3. Op de rijbaan van een voorrangsweg.

Wanneer is het gebruik van het mistachterlicht verplicht?

1. Bij mist en een zicht van 40 meter.
2. Bij sneeuwval en een zicht van 60 meter.
3. Nooit.