Argumenteren soorten argumenten en argumentatieschema's

Argumenteren 
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Argumenteren 

Slide 1 - Diapositive

Argumenten
1. Noteer welke 6 soorten argumenten je allemaal kent: argumenten op basis van....

Slide 2 - Diapositive

argumenten: 
waarderend en feitelijk


argumentatiestructuren
enkelvoudig
onderschikkend
nevenschikkend: afhankelijk en onafhankelijk
argumentatieschema op basis van:
Oorzaak en gevolg
Kenmerk of eigenschap
Voor- en nadelen
Voorbeelden
Vergelijking
Autoriteit 

Slide 3 - Diapositive

ARGUMENTATIESCHEMA'S 

Hoe je van een onoverzichtelijke tekst een duidelijk 
schema kan maken. 

Slide 4 - Diapositive

Enkelvoudige argumentatie
Een argumentatie die bestaat uit één standpunt en één argument (standpunt > argument).

Zij moet de opvolgster worden van onze coach, want zij heeft al veel ervaring.

Slide 5 - Diapositive

Onderschikkende argumentatie
Een argumentatie waarin een argument wordt ondersteund door één of meer subargumenten (standpunt > argument > subargument).

Zij is de juiste persoon voor die baan van boekverkoopster, want zij heeft ruime ervaring in die branche. Ze heeft namelijk al twee jaar bij een Libris boekhandel gewerkt. 


Slide 6 - Diapositive

onafhankelijk nevenschikkende argumentatie

Bij een onafhankelijk nevenschikkende argumentatie gebruik je twee of meer argumenten. De argumenten zijn gelijkwaardig en kun je onderling van plaats verwisselen.




Slide 7 - Diapositive

onafhankelijk nevenschikkend= naast elkaar
Kun je de argumenten los gebruiken? 
Het openbaar vervoer moet goedkoper worden.

↑                                                 ↑
 Hierdoor zullen de files afnemen.   Het is beter voor het milieu


Slide 8 - Diapositive

afhankelijk nevenschikkende argumentatie
Bij een afhankelijk nevenschikkende argumentatie gebruik je twee of meer argumenten die met elkaar samenhangen. De argumenten kunnen niet zonder elkaar. Als één van de twee of drie argumenten ontbreekt, klopt de argumentatie niet meer.

Slide 9 - Diapositive

afhankelijk nevenschikkend = naast elkaar
 de argumenten kan je niet los gebruiken 
Ik kan vanavond niet meer terug naar Amsterdam.
↑                                                      ↑

Ik heb te veel gedronken.       De treinen rijden niet.


Slide 10 - Diapositive

Blokjesschema
Politici zijn niet te vertrouwen: ze hebben immers allemaal hun eigen belangen voorop staan. Ik ga dan ook niet meer stemmen bij de volgende verkiezingen. Bovendien ben ik dan op wereldreis.

Slide 11 - Diapositive


A
Nevenschikkend (afhankelijk)
B
Nevenschikkend (onafhankelijk)
C
Enkelvoudig
D
Onderschikkend

Slide 12 - Quiz

Argumentatieschema's
  1. Oorzaak en gevolg 
  2. Kenmerk of eigenschap
  3. Voor- en nadelen
  4. Voorbeelden 
  5. Vergelijking
  6. Autoriteit 

Slide 13 - Diapositive

Oorzaak en gevolg
Hij heeft een onvoldoende gehaald 

want hij heeft niet geleerd. 

Slide 14 - Diapositive

Oorzaak en gevolg
Dit is een gevaarlijke kruising 

want er gebeuren hier veel ongelukken. 

Slide 15 - Diapositive

Kenmerk of eigenschap
Dat is een goede zanger

want hij zingt altijd zuiver.

Slide 16 - Diapositive

Voor- en nadelen
Je moet je huiswerk maken 

want anders zal je nooit een voldoende halen.

Slide 17 - Diapositive

Voor- en nadelen
Laten we deze zomer op vakantie naar Frankrijk gaan 

want dan hebben we de grootste kans op mooi weer.

Slide 18 - Diapositive

Voorbeeld
Een topfunctie is haalbaar voor Nederlandse vrouwen 

want Neelie Smit Kroes is jarenlang Eurocommissaris geweest.

Slide 19 - Diapositive

Vergelijking
Je kunt best een voldoende halen voor deze toets 

want Johan is het ook gelukt.

Slide 20 - Diapositive

Autoriteit
Je moet minimaal twee keer per dag je tanden poetsen 

want dat zegt de tandarts.

Slide 21 - Diapositive




Welk argumentatieschema wordt gebruikt in de volgende argumentatie?

Slide 22 - Diapositive

Hoe kun je nou denken dat je een goed cijfer gaat halen? Je bent gisteren pas begonnen met leren.
A
Autoriteit
B
Oorzaak-gevolg
C
Voordelen-nadelen
D
Voorbeeld

Slide 23 - Quiz

Natuurlijk is hij tegen de bio-industrie: hij is vegetariër.
A
Voordelen-nadelen
B
Vergelijking
C
Kenmerk-eigenschap
D
Oorzaak-gevolg

Slide 24 - Quiz

Computergames kunnen een slechte invloed hebben op studieresultaten. Kijk maar naar mijn broertje: door de games komt hij niet meer aan zijn huiswerk toe.
A
Voorbeeld
B
Oorzaak-gevolg
C
Vergelijking
D
Autoriteit

Slide 25 - Quiz

Volgens Johan Cruijff moest Ajax meer investeren in jonge voetballers. Daarom is de jeugdopleiding van de club grondig aangepakt.
A
Voordelen-nadelen
B
Kenmerk of eigenschap
C
Vergelijking
D
Autoriteit

Slide 26 - Quiz

Waarom moet ik een briefje halen? Isabelle was vorige les ook te laat en zij hoefde geen briefje te halen.
A
Oorzaak-gevolg
B
Vergelijking
C
Voorbeeld
D
Autoriteit

Slide 27 - Quiz

Deze supermarkt vindt omzet belangrijker dan dierenleed, want het merendeel van het kippenvlees in de schappen is afkomstig van plofkippen.
A
Oorzaak-gevolg
B
Vergelijking
C
Kenmerk of eigenschap
D
Voordelen-nadelen

Slide 28 - Quiz


A
Nevenschikkend (afhankelijk)
B
Nevenschikkend (onafhankelijk)
C
Enkelvoudig
D
Onderschikkend

Slide 29 - Quiz


A
Nevenschikkend (afhankelijk)
B
Nevenschikkend (onafhankelijk)
C
Enkelvoudig
D
Onderschikkend

Slide 30 - Quiz


A
Nevenschikkend (afhankelijk)
B
Nevenschikkend (onafhankelijk)
C
Enkelvoudig
D
Onderschikkend

Slide 31 - Quiz

Mensen zouden wat meer met de fiets naar hun werk moeten gaan, want dat is goed voor het milieu en het is goed voor hun conditie.
A
Argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
B
Argumentatie op basis van voor- en/of nadelen
C
Argumentatie op basis van autoriteit
D
Argumentatie op basis van voorbeelden

Slide 32 - Quiz

Het is de hoogste tijd dat de lonen van alle Nederlanders omhoog gaan. De president van De Nederlandsche Bank heeft dat laatst ook in een interview gezegd.
A
Argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
B
Argumentatie op basis van voor- en/of nadelen
C
Argumentatie op basis van autoriteit
D
Argumentatie op basis van voorbeelden

Slide 33 - Quiz

Ik denk dat hij zich nauwelijks betrokken voelt bij het bedrijf en zijn collega's. Zo heeft hij zich gisteren ziek gemeld, terwijl hij 's middags wel in de sportschool was.
A
Argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
B
Argumentatie op basis van voor- en/of nadelen
C
Argumentatie op basis van autoriteit
D
Argumentatie op basis van voorbeelden

Slide 34 - Quiz