klas 2 H5.2

klas 2  - 11 oktober
  • lezen
  • werkwoordsvormen - even herhalen

  • instructie werkwoordsvormen en soorten werkwoorden
  • 'aan de slag' opdracht  6,7,8,9 blz. 24/25
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

klas 2  - 11 oktober
  • lezen
  • werkwoordsvormen - even herhalen

  • instructie werkwoordsvormen en soorten werkwoorden
  • 'aan de slag' opdracht  6,7,8,9 blz. 24/25

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke woordsoorten?

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan de slag!
opdracht 6,7,8,9

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat denk je dat een lijdende vorm inhoudt?
A
iemand die pijn heeft
B
een zin met een lijdend voorwerp
C
iemand/iets ondergaat iets in de zin.
D
iemand/iets doet iets in de zin.

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Selecteer de zin in de lijdende vorm.
A
De koe eet gras.
B
Door de koe wordt het gras gegeten.
C
De koe graast.
D
Obama eet de koe.

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

'Ik schonk de thee in' wordt in de lijdende vorm ...
A
Ik heb de thee ingeschonken
B
De thee werd door mij ingeschonken
C
Ik schenk de thee in
D
De thee wordt door mij ingeschonken

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat denk je dan dat de bedrijvende vorm inhoudt?
A
iemand/iets doet iets in de zin
B
iemand/iets ondergaat iets in de zin
C
er zit geen LV in de zin
D
iemand heeft een bedrijf

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Selecteer de zin in de bedrijvende vorm.
A
De koe wordt in de stal gezet.
B
De koe loopt door de wei.
C
De koe wordt door de boer gemolken.
D
De boer melkt de koe.

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Lijdende vorm
         
  • Lijdende vorm: onderwerp ondergaat iets = passief.  
Hulpwerkwoord: hebben, zijn of worden

  • De kippen worden gevoerd door Moniek. 

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lijdende vorm 
Lijdende vorm 
Zinnen kunnen in de bedrijvende en lijdende vorm staan. In een bedrijvende zin voert het onderwerp de handeling uit. In een lijdende zin ondergaat het ondewerp de handeling. 

Zinnen in de lijdende vorm zijn minder direct. De bedrijvende vorm heeft vaak de voorkeur. 

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat valt je op?

De jongens drinken limonade.


De limonade wordt door de jongens gedronken.

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Onderwerp is

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Onderwerp is

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lobke| laat | de hond | uit
  • Lobke is het onderwerp
  • Lobke doet iets in deze zin: Ze laat de hond uit
  • Bedrijvend of actief


Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De hond | wordt | door Lobke|uitgelaten.

  • De hond is het onderwerp
  • De hond doet niets in deze zin: Hij wordt uitgelaten
  • Lijdend of passief

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Stappenplan:
Een zin van de bedrijvende vorm in de lijdende vorm zetten

1. Het lijdend voorwerp  wordt het onderwerp .
2. Het onderwerp wordt  voorafgegaan door het woord ‘door’.
3. Er komt een vorm van het werkwoord 'worden' of 'zijn' te staan (drinken —> wordt gedronken) (hebben  —> zijn)
4. Let op de tijd (persoonsvorm)

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Juf Anne koopt een computer.

Slide 27 - Question ouverte

De bedrijvende (actieve vorm). In deze zin staat een werkwoordelijk gezegde (koopt), een onderwerp (Juf Gerritje) en een lijdend voorwerp (een computer).
Wouter kocht de mooie voetbal.

Slide 28 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions