BLOK 2 Grammatica herhaling (alles)

NE 2 HAVO 

Blok 2 
Grammatica

1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

NE 2 HAVO 

Blok 2 
Grammatica

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

lesdoelen
Aan het einde van grammatica Blok 2 :
- kun je de bijwoordelijke bepaling in een zin benoemen
- kun je het meewerkend voorwerp met 'voor' in een zin 
   benoemen
- kun je de woordsoorten bezittelijke, wederkerige en 
  wederkerende voornaamwoorden benoemen 

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bijwoordelijke bepaling - BWB
  • zinsdelen die overblijven na het vinden van                                                          WWG - OND - LV - MV zijn BWB
  • vaak plaatsen en tijden
  • geven antwoord op WAAR, WAARMEE, WAAROM,                                                                        WAARDOOR, HOE, HOEVEEL
  • geen, 1 of meer BWB in zin 
  • begint vaak met een voorzetsel                    

Slide 3 - Diapositive

Elke zaterdag koopt mijn vader bij de bakker verse croissantjes.
Met een grote glimlach overhandigde de verkoopster mij de kassabon.
Morgen zal het in de avond gaan onweren.
Bijwoordelijke bepaling - BWB
LET OP !!!
- kleine zinsdelen zoals OOK, WEL, NIET, TOCH zijn ook BWB's          
- vraagwoorden in een zin zijn ook BWB's :  Waar, wanneer. waardoor, waarmee,...      

Slide 4 - Diapositive

Elke zaterdag koopt mijn vader bij de bakker verse croissantjes.
Met een grote glimlach overhandigde de verkoopster mij de kassabon.
Morgen zal het in de avond gaan onweren.
Even kort herhalen

Raf gaf zijn presentatie voor de klas.
Raf stond tijdens zijn presentatie voor de klas.

Slide 5 - Diapositive

Elke zaterdag koopt mijn vader bij de bakker verse croissantjes.
Met een grote glimlach overhandigde de verkoopster mij de kassabon.
Morgen zal het in de avond gaan onweren.
Breng dat werkstuk snel naar de receptie.

wwg = 

ond = 

lv = 

mv = 

bwb = 



Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Breng / dat werkstuk / snel / naar de receptie.

wwg = breng

ond = /

lv = dat werkstuk

mv = /

bwb = snel / naar de receptie 



Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Breid de zin uit met twee BWB's
Max gaf een feest.

Slide 8 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Woordsoorten
lidwoord 
zelfstandig naamwoord 
bijvoeglijk naamwoord 
voorzetsel 
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
wederkerend en wederkerig voornaamwoord  

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bezittelijk voornaamwoord

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

We zijn gisteren met je broer naar zijn nieuwe huis gaan kijken.
pers vnw =
bezitt vnw =

Slide 11 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Bez. vnw    LET OP !

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


wederkerend
wederkerig
voornaamwoord

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wederkerend voornaamwoord
Wederkerende werkwoorden met 'zich'

Voorbeeld: zich herinneren, zich ergeren, zich schamen, zich vergissen, zich verspreken, zich verslikken...

'Zich' verwijst naar de persoon die het onderwerp is

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorbeelden
                                     WEDERKEREND VNW
Ik               schaam            me
Jij              vergist               je
Hij             herinnert         zich
Wij            wassen             ons
Jullie        ergeren            je
Zij             verspreken      zich

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorbeelden
Mijn moeder bemoeit zich nooit met mijn huiswerk. 

Gisteren verslikte ik me in een stukje appel.

Tijdens het buitenspelen verschuilden we ons in de schuur.

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wederkerend voornaamwoord


 Als je de zin in de derde persoon enkelvoud zet (de hij-vorm) dan verandert het wederkerend voornaamwoord in 
'zich' en dat is vaak wel makkelijk te herkennen. 
vb. Ik verveel me. -> Hij verveelt zich.

Trucje

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wederkerig voornaamwoord
Elkaar            --> het verwijst naar meer personen

Voorbeeld:       Zien jullie elkaar nog wel eens?

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Kan ik U helpen met uw boodschappen?
A
persoonlijk vnw
B
bezittelijk vnw
C
wederkerend vnw
D
wederkerig vnw

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Kan ik u helpen met UW boodschappen?
A
persoonlijk vnw
B
bezittelijk vnw
C
wederkerend vnw
D
wederkerig vnw

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

JOUW schrift lag in HUN kamer en ONS boek lag daar ook.
A
persoonlijk vnw
B
bezittelijk vnw
C
wederkerend vnw
D
wederkerig vnw

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

JIJ verslikt je wel erg vaak in je boterham.
A
persoonlijk vnw
B
bezittelijk vnw
C
wederkerend vnw
D
wederkerig vnw

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Jij verslikt JE wel erg vaak in je boterham.
A
persoonlijk vnw
B
bezittelijk vnw
C
wederkerend vnw
D
wederkerig vnw

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Jij verslikt je wel erg vaak in JE boterham.
A
persoonlijk vnw
B
bezittelijk vnw
C
wederkerend vnw
D
wederkerig vnw

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Benoem het persoonlijk vnw, bezittelijk vnw, wederkerend vnw en wederkerig vnw:
Jullie vergisten je in de datum.

Slide 25 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Benoem het persoonlijk vnw, bezittelijk vnw, wederkerend vnw en wederkerig vnw:
De datum van jullie verjaardag ben ik vergeten.

Slide 26 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wij begrijpen elkaar als geen ander.
ELKAAR =
A
wederkerend voornaamwoord
B
wederkerig voornaamwoord

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

DUS -> Woordsoorten
lidwoord 
zelfstandig naamwoord 
bijvoeglijk naamwoord 
voorzetsel 
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
wederkerend en wederkerig voornaamwoord  

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat vond je van deze les ?
A
duidelijk, ik snap het
B
duidelijk maar ik heb nog meer inoefening nodig
C
te makkelijk voor mij
D
ik begrijp er niet veel van en wil graag extra uitleg

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions