Nodig

Staal Thema Nodig
Woordenschat
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 4

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Staal Thema Nodig
Woordenschat

Slide 1 - Diapositive

Wat ga je doen?
Dit is een herhalingsles over de woorden van het thema Nodig.
Je krijgt eerst een uitleg over alle woorden.
Daarna mag je een quiz maken over deze woorden.
Zo kan je controleren of je goed voorbereid bent voor de toets.
Succes!!

Slide 2 - Diapositive

De behoefte: iets dat je graag wilt of nodig hebt.

Slide 3 - Diapositive

Broodnodig: het is echt heel erg nodig

Slide 4 - Diapositive

het hulpmiddel: iets dat helpt om het beter te doen. Bijvoorbeeld een bril

Slide 5 - Diapositive

Het medicijn: een pil, poeder of een drankje. Je neemt het in als je ziek bent. Je gebruikt het weer om beter te worden.

Slide 6 - Diapositive

Missen: het is er niet. Je zou willen dat het er wel is.

Slide 7 - Diapositive

Noodzakelijk: het moet gebeuren, het is echt nodig.

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Onmisbaar: je kunt niet zonder.

Slide 10 - Diapositive

Onnodig: het is niet nodig, je kunt zonder.

Slide 11 - Diapositive

                          Verzorgen: netjes,
schoon en gezond houden  

Slide 12 - Diapositive

Dierbaar: iets of iemand waar je veel van houdt.

Slide 13 - Diapositive

Het gevonden voorwerp: Een ding dat kwijt was, maar iemand vond het. Vaak kun je gevonden voorwerpen ergens ophalen.

Slide 14 - Diapositive

Kostbaar: het is veel waard.

Slide 15 - Diapositive

Ontroostbaar: heel verdrietig, niet of niemand kan ervoor  zorgen dat je verdriet verdwijnt.

Slide 16 - Diapositive

onvindbaar: nergens te vinden, waar je ook zoekt.

Slide 17 - Diapositive

peperduur: het kost veel geld.

Slide 18 - Diapositive

spoorloos: het is weg of kwijt, niemand weet waar het is.

Slide 19 - Diapositive

verdwenen: weg, het is niet meer te zien

Slide 20 - Diapositive

verloren: iets dat weg is, je had het eerst, maar nu ben je het kwijt.

Slide 21 - Diapositive

waardeloos: het kost niks of je hebt er niets aan

Slide 22 - Diapositive

Nu krijg je een aantal vragen over de woorden

Slide 23 - Diapositive

noodzakelijk
A
het is niet nodig, je kunt zonder
B
iets of iemand waar je veel van houdt
C
het moet gebeuren, het is echt nodig
D
het is veel waard

Slide 24 - Quiz

Iets dat helpt om het beter te doen.
sleep het juiste plaatje naar de  zin toe

Slide 25 - Question de remorquage

Sleep de betekenissen naar het bijbehorende woordje.
broodnodig
verzorgen
ontroostbaar
spoorloos
waardeloos
Het is heel erg nodig
Netjes, schoon en gezond houden.
Het is weg of kwijt. Niemand weet waar het is.
Heel verdrietig. Niets of iemand kan ervoor zorgen dat je verdriet verdwijnt.
Het kost niks of je hebt er niets aan.

Slide 26 - Question de remorquage

Over welk woord gaat het?
Bij koud weer vind ik een muts heel fijn.
A
de behoefte
B
noodzakelijk

Slide 27 - Quiz

Over welk woord gaat het?
Door dit drankje wordt u snel weer beter.
A
het medicijn
B
het hulpmiddel

Slide 28 - Quiz

Welke zin hoort bij het woord?

verloren
A
ik heb mijn sleutel thuis laten liggen
B
mijn sleutel zit niet meer in mijn zak

Slide 29 - Quiz

Welke zin hoort bij het woord?

de behoefte
A
de schaatser wil graag warme soep
B
de schaatser blijft gezond met warme soep

Slide 30 - Quiz

Welke zin hoort bij het woord?

verdwenen
A
onze poes was de hele nacht buiten
B
maandag liep onze poes weg

Slide 31 - Quiz

Welke zin hoort bij het woord?

dierbaar
A
Bas houdt veel van zijn hond
B
Bas vindt het leuk om te voetballen

Slide 32 - Quiz

Welke woorden ken je uit je hoofd van het thema nodig?
nodig

Slide 33 - Carte mentale

Maak een foto van iets wat nuttig is op school. (Geen foto's van elkaar maken)

Slide 34 - Question ouverte

Ken je de woorden nu?
Ja
Beetje
Nee

Slide 35 - Sondage