HV2 §7 Formuleren - signaalwoorden

§7 Verbanden - signaalwoorden
Je leert verbanden tussen zinnen te gebruiken met behulp van signaalwoorden.
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

§7 Verbanden - signaalwoorden
Je leert verbanden tussen zinnen te gebruiken met behulp van signaalwoorden.

Slide 1 - Diapositive

Leg het verschil uit tussen een verwijswoord en een signaalwoord.

Slide 2 - Question ouverte

Welke signaalwoorden horen bij een concluderend verband
A
Omdat, daarom, dus.
B
Dus, doordat, dankzij.
C
Dus, kortom, al met al.
D
Al met al, kortom, daarom.

Slide 3 - Quiz

Welke signaalwoorden geven een oorzakelijk verband aan?
A
Omdat, al met al, daarom.
B
Doordat, dus, dankzij, kortom.
C
Kortom, daarom, dat komt door.
D
Dat komt door, doordat, vanwege.

Slide 4 - Quiz

Welke signaalwoorden geven een redengevend verband aan?
A
Omdat, daarom, want.
B
Want, de reden hiervoor is, daarom.
C
Daarom, dankzij, als gevolg van.
D
Dus, daarom, doordat.

Slide 5 - Quiz

Welke signaalwoorden geven een doel-middelverband aan?
A
Opdat, kortom, samengevat.
B
Zodat, evenals, met behulp van.
C
Met behulp van, al met al, als
D
Door middel van, met behulp van, zodat.

Slide 6 - Quiz

Vul de zin aan met een passend signaalwoord.

Tekstverband: oorzakelijk.
De trein stond stil, ................ de stroom was uitgevallen.

Slide 7 - Question ouverte

Vul de zin aan met een passend signaalwoord.

Tekstverband: redengevend.
................ het regent, trek ik een regenjas aan.

Slide 8 - Question ouverte

Gapen is altijd een teken van vermoeidheid.

Feit of fabel?

Slide 9 - Diapositive


Lees de tekst en vul het signaalwoord in dat op de puntjes past bij 1.
Feit of fabel?

Slide 10 - Question ouverte


Lees de tekst en vul het signaalwoord in dat op de puntjes past bij 2.
Feit of fabel?

Slide 11 - Question ouverte


Lees de tekst en vul het signaalwoord in dat op de puntjes past bij 3.
Feit of fabel?

Slide 12 - Question ouverte


Lees de tekst en vul het signaalwoord in dat op de puntjes past bij 4.
Feit of fabel?

Slide 13 - Question ouverte


Lees de tekst en vul het signaalwoord in dat op de puntjes past bij 5.
Feit of fabel?

Slide 14 - Question ouverte


Lees de tekst en vul het signaalwoord in dat op de puntjes past bij 6.
Feit of fabel?

Slide 15 - Question ouverte


Lees de tekst en vul het signaalwoord in dat op de puntjes past bij 7.
Feit of fabel?

Slide 16 - Question ouverte


Lees de tekst en vul het signaalwoord in dat op de puntjes past bij 8.
Feit of fabel?

Slide 17 - Question ouverte

§7 Verbanden - signaalwoorden
Je kan nu verbanden tussen zinnen te gebruiken met behulp van signaalwoorden, meer oefenen? §1 en §7  


Slide 18 - Diapositive

(§7 online en blz. 246 boek)

Slide 19 - Diapositive