7/2 Persoonlijk voornaamwoorden 3A

Welkom !
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2ISK

Cette leçon contient 19 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 100 min

Éléments de cette leçon

Welkom !

Slide 1 - Diapositive

Dagopening /nieuws van de dag

Slide 2 - Diapositive

Planning 
  • voorlezen + moeilijke woorden
  • stillezen
  • grammatica en oefening
  • zelfstandig werken:
  • verder met schrijfopdracht 
  • werken aan presentatie land
  • werken in Zebra

Slide 3 - Diapositive

voorlezen

Slide 4 - Diapositive

stillezen
Noteer de onbekende woorden op het blad.
timer
10:00

Slide 5 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord

Slide 6 - Diapositive

persoonlijke voornaamwoorden

Slide 7 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord
Ik geef het boek aan jou.
Jij praat tegen mij.
Hij ziet hem.
Zij ziet haar.
Wij begrijpen hen.
Jullie begrijpen ons.
Zij lopen met hen.
Zij geven hun een cadeau.

Slide 8 - Diapositive

Je gebruikt hen:
  • als het een lijdend voorwerp is. Ik zie hen buitenspelen.
  • na een voorzetsel. Ik geef de boeken aan hen./ Wij zitten voor hen.
Je gebruikt hun: 
  • bij personen in een meewerkend voorwerp (met geven/vertellen) zonder voorzetsel ervoor. Hij geeft hun de bos bloemen. / Hij vertelt hun het verhaal.



HEN of HUN?

Slide 9 - Diapositive

Kies uit: je/jij/ik/mij/hij/hem/zij/haar/wij/ons/zij/ze/hen/hun
  1. Wij zien (hen/hun) straks op het schoolplein.
  2. Vind je/jij zij/haar ook aardig?
  3. Geef dat boek aan ik/mij terug! 
  4. Amira is verliefd op hij/hem.
  5. Ze vertrouwen wij/ons niet meer.
  6. Vertelt de docent het goede nieuws aan hen/hun?
  7. Ze heeft het probleem aan ik/mij verteld.
  8. Zaid vindt zij/haar een leuke meid.

Slide 10 - Diapositive

Bezittelijk voornaamwoord

Slide 11 - Diapositive

Bezittelijke voornaamwoorden
Bezittelijke voornaamwoorden geven aan van wie iets is (bezit).

    Slide 12 - Diapositive

    Bezittelijke voornaamwoorden
    Ik heb een blauwe auto.
    Het is mijn auto.
    De auto is van mij.

    U heeft twee huizen.
    Het zijn uw huizen.
    De huizen zijn van u.




      Slide 13 - Diapositive

      Bezittelijke voornaamwoorden: ons of onze
      Je gebruikt ons als het woord een het-woord is:
      •  Ik woon heel fijn in ons huis (het huis).

      Je gebruikt onze als het woord een de-woord is:
      •  Onze tafel staat voor het raam (de tafel).
      •  Onze buren zijn heel aardig (de buren).

      Let op: meervoud is altijd de         onze 



        Slide 14 - Diapositive

        Bezittelijke voornaamwoorden: hun en hen
        Zij hebben drie katten.
        Het zijn hun katten.
        De katten zijn van hen.

        Hun  = bezittelijk voornaamwoord
        Hen  = persoonlijk voornaamwoord

          Slide 15 - Diapositive

          persoonlijk of bezittelijk vnw?
          Schrijf de woorden op en schrijf erachter: pers. of bez.
          1. Volgens mij word jij geholpen door jouw vrienden.
          2. Die elektrische fiets is niet van haar.
          3. Naar mijn mening helpen webwinkels hun klanten onvoldoende.
          4. U kunt altijd bij ons terecht met uw klachten over onze service.
          5. Heeft de boer hun ook verse eieren van zijn kippen gegeven?
          6. Jij houdt toch je mond tijdens onze presentatie?
          7.  Ik weet niet meer of m'n afspraak met hem of met haar is.

          Slide 16 - Diapositive

          • Zelfstandig werken 
          • werken aan schrijfopdracht land/inleveren in Classroom
          • werken aan presentatie land/inleveren in Classroom
          • werken in Zebra

          Slide 17 - Diapositive

          Schrijfopdracht
          Schrijf een e-mail aan een vriend/vriendin/bekende die vapet.
          In alinea 1 schrijf je: waarom je schrijft-> je maakt je zorgen om hem/haar, omdat hij vapet.
          In alinea 2 schrijf je: wat er ongezond is aan vapen. Haal de informatie uit de tekst. (zie risico's)
          In alinea 3 (slot) schrijf je hoe hij kan stoppen, welke adviezen je voor hem/haar hebt. 
          Tussen de alinea's laat je een regel wit. Sluit af met een slotzin. Voorbeeld: Ik hoop dat...............................................

          Slide 18 - Diapositive

          NOS Journaal in makkelijke taal of Jeugdjournaal 

          Slide 19 - Diapositive