10/2 Schrijven en zelfstandig werken 3B

Welkom !
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2ISK

Cette leçon contient 28 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 100 min

Éléments de cette leçon

Welkom !

Slide 1 - Diapositive

Planning 
  • voorlezen
  • stillezen + moeilijke woorden
  • Journaal in Makkelijke Taal
  • laatste uur: zelfstandig werken (Lees Mee, Vlot Nederlands, mail schrijven)

Slide 2 - Diapositive

toetsinformatie
  • schrijftoets is op de computer/laptop, dus niet op papier

Slide 3 - Diapositive

voorlezen

Slide 4 - Diapositive

stillezen
Noteer de onbekende woorden op het blad.
timer
10:00

Slide 5 - Diapositive

NOS Journaal in makkelijke taal of Jeugdjournaal 

Slide 6 - Diapositive

Voegwoorden
  • voegt twee of meer zinnen samen
  • Voorbeeld: Ik ga naar de winkel, want ik  ga een schrift kopen.

  • Bij sommige voegwoorden verandert de volgorde van een deel van de zin.
  • Bij 5 voegwoorden blijft de volgorde gelijk:

Slide 7 - Diapositive

nevenschikkende voegwoorden (nvw)
  • Bij 5 voegwoorden verandert de volgorde van de zin niet.
  • Leer deze dus uit je hoofd: EN, OF, WANT, DUS, MAAR 

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Volgorde in een (hoofd)zin.
In een hoofdzin staat het eerste werkwoord altijd op de tweede plaats. Voorbeeld: Hij gaat graag sporten.
De volgorde van de zin blijft gelijk bij deze 5 voegwoorden: EN, OF, MAAR, WANT, DUS. Leer deze 5 voegwoorden uit je hoofd!
Bij alle andere voegwoorden verandert de volgorde van de zin. Het werkwoord komt dan achteraan te staan. Voorbeeld:
Ik ga niet mee, want ik ben ziek.
Ik ga niet mee, omdat ik ziek ben.

Slide 10 - Diapositive

Voegwoorden

Slide 11 - Diapositive

Volgorde in een bijzin met andere voegwoorden
In de bijzin met de andere voegwoorden verandert de volgorde van de zin. Het onderwerp (=de persoon die het doet) en de persoonsvorm staan niet naast elkaar. De persoonsvorm (=het werkwoord) komt achteraan in de zin te staan. Voorbeeld:
Ik doe niet mee, omdat ik het niet leuk vind.
Toen mijn fiets stuk was, moest ik lopen.
Ik vraag Elisa mee naar de film, tenzij zij geen tijd heeft.
Als de lichten niet branden, ben ik bang in het donker.

Slide 12 - Diapositive

oefening voegwoorden maken

Slide 13 - Diapositive

Schrijfopdracht
Schrijf een e-mail aan een vriend/vriendin/bekende die vapet.
In alinea 1 schrijf je: waarom je schrijft-> je maakt je zorgen om hem/haar, omdat hij vapet.
In alinea 2 schrijf je: wat er ongezond is aan vapen. Haal de informatie uit de tekst. (zie risico's)
In alinea 3 (slot) schrijf je hoe hij kan stoppen, welke adviezen je voor hem/haar hebt. 
Tussen de alinea's laat je een regel wit. Sluit af met een slotzin. Voorbeeld: Ik hoop dat...............................................

Slide 14 - Diapositive

zelfstandig werken in lesboeken
  • BOEKEN MEE!
  • Hassan, Mohamed F : eerst Plein 16 afmaken, daarna Lees mee

  • Mohamad K., Abud, Nikoletta, Hieran, Hassan J., Idman, Zethara, Jamila en Hiba: Lees mee
  • Max: Zebra 1
  • Rana, Nastya, Ehsan, Sahar: Vlot Nederlands

Slide 15 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord

Slide 16 - Diapositive

Je gebruikt hen:
  • als het een lijdend voorwerp is. Ik zie hen buitenspelen.
  • na een voorzetsel. Ik geef de boeken aan hen./ Wij zitten voor hen.
Je gebruikt hun: 
  • bij personen in een meewerkend voorwerp (met geven/vertellen) zonder voorzetsel ervoor. Hij geeft hun de bos bloemen. / Hij vertelt hun het verhaal.



HEN of HUN?

Slide 17 - Diapositive

Planning 

  • grammatica en oefening
  • laatste uur: 
  • verder met schrijfopdracht of
  • zelfstandig werken uit de werkboeken
  • start Nieuwsbegrip

Slide 18 - Diapositive

Bezittelijk voornaamwoord

Slide 19 - Diapositive

Bezittelijke voornaamwoorden
Bezittelijke voornaamwoorden geven aan van wie iets is (bezit).

    Slide 20 - Diapositive

    Bezittelijke voornaamwoorden
    Ik heb een blauwe auto.
    Het is mijn auto.
    De auto is van mij.

    U heeft twee huizen.
    Het zijn uw huizen.
    De huizen zijn van u.




      Slide 21 - Diapositive

      Bezittelijke voornaamwoorden: ons of onze
      Je gebruikt ons als het woord een het-woord is:
      •  Ik woon heel fijn in ons huis (het huis).

      Je gebruikt onze als het woord een de-woord is:
      •  Onze tafel staat voor het raam (de tafel).
      •  Onze buren zijn heel aardig (de buren).

      Let op: meervoud is altijd de         onze 



        Slide 22 - Diapositive

        Bezittelijke voornaamwoorden: hun en hen
        Zij hebben drie katten.
        Het zijn hun katten.
        De katten zijn van hen.

        Hun  = bezittelijk voornaamwoord
        Hen  = persoonlijk voornaamwoord

          Slide 23 - Diapositive

          persoonlijk of bezittelijk vnw?
          Schrijf de woorden op en schrijf erachter: pers. of bez.
          1. Volgens mij word jij geholpen door jouw vrienden.
          2. Die elektrische fiets is niet van haar.
          3. Naar mijn mening helpen webwinkels hun klanten onvoldoende.
          4. U kunt altijd bij ons terecht met uw klachten over onze service.
          5. Heeft de boer hun ook verse eieren van zijn kippen gegeven?
          6. Jij houdt toch je mond tijdens onze presentatie?
          7.  Ik weet niet meer of m'n afspraak met hem of met haar is.

          Slide 24 - Diapositive

          Wat zijn voegwoorden?
          Welke voegwoorden ken je? Schrijf ze op in je schrift.
          timer
          1:30

          Slide 25 - Diapositive

          Wat is een hoofdzin?
          In een hoofdzin staat het onderwerp (=wie het doet) en de persoonsvorm (=het werkwoord) naast elkaar. Soms bestaat een zin uit twee hoofdzinnen. Als in een zin het onderwerp en de persoonsvorm niet uit elkaar staan, heet dat een bijzin.

          Slide 26 - Diapositive

          TIP
          Probeer bij de schrijftoets en de spreektoets verschillende voegwoorden te gebruiken. Let op de volgorde in de zin. Is het een van de 5 voegwoorden (EN, DUS, MAAR, OF, WANT)? Dan blijft de volgorde gelijk.
          Zo niet, dan komt het werkwoord achteraan in de zin.

          Slide 27 - Diapositive

           start Nieuwsbegrip 
          • filmpje samen kijken/bespreken
          • groep A samen/groep B zelfstandig online

          Slide 28 - Diapositive