Quiz voor de toets

• Natuurkunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Quiz voor de toets

Wat is de zwaartekracht op een tennisbal van 56 gram?

In welke richting staat de resulterende kracht?

1. 
2. 

Wat is de resulterende kracht?

1. 290 N rechts
2. 290 N links
3. 50 N rechts
4. 50 N links

Wat is de resulterende kracht?

1. 100 N
2. 60 N
3. 40 N
4. 0 N

Tel de vectoren met de kop-staart-methode bij elkaar op. Maak een foto van je  antwoord

Welke van de drie auto's is het meest stabiel?

1. Auto A
2. Auto B
3. Auto C

Zou de grafiek steiler of minder steil lopen, wanneer de veerconstante groter wordt?

1. steiler
2. minder steil

Een veer is 23,2 cm zonder iets er aan en wordt 31,8 cm als er 250 g aan hang. Bereken de veerconstante.

1. 0,285 N/cm
2. 0285 N/m
3. 28,5 N/cm
4. 28,5 N/m

Welke veer is het stugst?

1. Veer 1
2. Veer 2
3. Is met deze gegevens niet te bepalen

Welke veer is het stugst?

Veer 1: c = 48 N/m

Veer 2: c = 96 N/m

1. Veer 1
2. Veer 2
3. Is met deze gegevens niet te bepalen

Is er evenwicht?

1. Ja
2. Nee

Is de wip in evenwicht? Laat je berekening zien

Bereken het moment op punt A

1. 2000 Nm
2. 1000 Nm
3. 500 Nm
4. 0 Nm

Op welke plaats moet de eekhoorn gaan staan om evenwicht te krijgen?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Bereken arm r2, er is evenwicht

1. 1 cm
2. 2 cm
3. 3 cm
4. 6 cm

Bereken kracht F2, er 

is evenwicht

1. 30 N
2. 40 N
3. 50 N
4. 60 N

Ties zit 4 m van een draaipunt aan de linkerkant van een wip en heeft een zwaartekracht van 245,25 N. Anneke zit op 2,5 m van een draaipunt aan de rechterkant. Bereken de massa van Anneke.

Een plankje met een lengte van 50 cm en een massa van 102 g steekt 20 cm uit over de tafelrand.
Bepaal het moment van de zwaartekracht t.o.v. het draaipunt

Brent (30kg), Ties (50kg) en Sofia (40kg) zitten op een wip. Brent en Sofia gaan aan de ene kant zitten op 1m (Brent) en 3m (Sofia) van het draaipunt. Waar moet Ties zitten voor evenwicht?

Herman de Holbewoner probeert een steen op te tillen met een stok. Helaas lukt hem dit net niet.
Noteer 2 dingen die Herman kan veranderen zodat hij wel de steen kan optillen.

Welke draaipunten zijn de juiste. Kies er één voor situatie A en één voor B

De kracht op de brug in punt D veroorzaakt een moment. Waar zit het draaipunt van dit moment?