3.1 Organismen ordenen


Organismen ordenen
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon


Organismen ordenen

Slide 1 - Diapositive

Organismen ordenen
Doel: 
  • je kunt kenmerken noemen van dieren, planten, schimmels en bacteriën 
  • je kunt uitleggen wanneer organismen tot dezelfde soort behoren

Slide 2 - Diapositive

Organismen ordenen
Biologen verdelen organismen in 2 hoofdgroepen:

1.  organismen met celkern

2. organismen zonder celkern

Slide 3 - Diapositive

Rijken
Je kan organisme op basis van hun celkenmerken indelen in rijken:

 bacterie, schimmels, planten en dieren.

*mensen vallen onder het dierenrijk.

Slide 4 - Diapositive


Organismen ordenen we in 4 rijken. 

Slide 5 - Diapositive

Celkenmerken
Rijk van de bacteriën.
Rijk van de schimmels
Rijk van de planten
Rijk van de dieren
Indeling op basis van cel kenmerken

Slide 6 - Diapositive


Welke rijken zijn er?
A
bacteriën, schimmels, mens, dier
B
mens, schimmels, planten, bacteriën
C
planten, bacteriën, schimmels, dier
D
planten, bacteriën, schimmels

Slide 7 - Quiz

Tot welk rijk behoort een Gerbra?
A
Bacterien
B
Planten
C
Schimmels
D
Dieren

Slide 8 - Quiz

Bij welk rijk kunnen de organismen bladgroenkorrels in de cellen hebben?
Bij het rijk van de
A
bacterie
B
dieren
C
planten
D
schimmel

Slide 9 - Quiz

Welk rijk heeft geen celwand?
A
bacterien
B
schimmels
C
dieren
D
planten

Slide 10 - Quiz

Wat is GEEN Rijk?
A
bacteriën
B
schimmels
C
planten
D
mensen

Slide 11 - Quiz

Soort
Organisme behoren tot dezelfde soort als:
- ze zich samen kunnen voortplanten.
- de nakomelingen vruchtbaar zijn.

Slide 12 - Diapositive

Bestaat dit diersoort: zebrezel?
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quiz

Waarom behoort een organisme tot dezelfde soort
A
- als de nakomelingen niet vruchtbaar zijn - ze kunnen zich samen voortplanten
B
- als de nakomelingen vruchtbaar zijn - ze kunnen zich samen voortplanten
C
- als de nakomelingen niet vruchtbaar zijn - ze kunnen zich samen niet voortplanten
D
- als de nakomelingen vruchtbaar zijn - ze kunnen zich samen niet voortplanten

Slide 14 - Quiz