poëzie

Poëzie/gedichten
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Poëzie/gedichten

Slide 1 - Diapositive

Wat is een ander woord voor strofe?
A
Alinea
B
Witregel
C
Gedicht
D
Rijmschema

Slide 2 - Quiz

Strofe
De alinea van een gedicht

De titel en de naam van de schrijver worden niet gezien als strofes.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Uit hoeveel strofes bestaat het gedicht?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Wat voor rijm is dit?

Je ogen zo helder
en zacht als satijn
Je glimlach zo mooi
je lippen zo fijn
A
Gekruist rijm
B
Gepaard rijm
C
Gebroken rijm

Slide 9 - Quiz

A.
Sint liep te denken
Wat moest hij jou schenken
Een boek of een bon
Of een flesje lotion?
B.
Sint liep te denken,
Een boek of een bon
Wat moest hij jou toch schenken?
Hij wist het antwoord niet te vinden
C.
Sint liep te denken
Een boek of een bon
Wat moest hij jou schenken
Een flesje lotion?
gepaard rijm
gebroken rijm
gekruist rijm
abab
aabb
abba

Slide 10 - Question de remorquage

Enjambement
Soms wordt een versregel op een opvallend punt afgebroken: op een
plaats waar in de zin juist geen pauze valt. Dit noem je enjambement. 

Ik denk dat er ooit wel tijden
aanbreken waarin we vrienden
kunnen zijn.

Een dichter gebruikt enjambement om: 
• het laatste woord van de versregel meer nadruk te geven; 
• versregels van ongeveer gelijke lengte te schrijven;
• minder nadruk te leggen op eindrijm.

Slide 11 - Diapositive

Enjambement
Een zin die doorloopt over meerdere versregels​


Hoewel de man dronk​
van het glas van zijn vrouw​
Kon hij alleen nog maar​
denken aan jou​






Slide 12 - Diapositive

Enjanbement
Ik wil je
kussen
op bed
leggen

Slide 13 - Diapositive

Alliteratie
Wat betekent dit?

Slide 14 - Diapositive

Heerlijk helder Heineken

Slide 15 - Diapositive

Alliteratie
De beginklank van opeenvolgende komen woorden overeen

Heerlijk helder Heineken

Slide 16 - Diapositive

Alliteratie
  1. Dappere dodo
  2. Vreemde vogel
  3. Hoge heren
  4. Grote gozer
  5. Mooi meisje

Slide 17 - Diapositive

Welke van deze 4 is alliteratie?
A
Geweldige jongen
B
Handige Harry
C
Vervelende moeder
D
Gretige sporter

Slide 18 - Quiz

Welke van deze 4 is geen alliteratie?
A
Jarige Job
B
Pietje precies
C
Stevige stacaravan
D
Verwende neef

Slide 19 - Quiz

Alliteratie
  1. De dikke dame duwde de dunne dame de draaideur door.
  2. Het vieze varken valt vies in de vuile modderpoel.

Slide 20 - Diapositive

Assonantie
De klinkers van opeenvolgende woorden komen overeen


Verschil met alliteratie:​
  1. Alliteratie: begin van het woord​
  2. Assonantie: middenin het woord​


Slide 21 - Diapositive

Assonantie
Rik zit en Nick ligt dik te chillen​

De dronken jongen kotst de dropshot​
Daar vaart Maartje samen met haar vader​
Beter weet je geen leesboek te stelen​
De trut jut Ruth op de put



Slide 22 - Diapositive

Maak een korte zin waarin assonantie voorkomt

Slide 23 - Question ouverte

Waar zie je assonantie?
A
Het is mooi zomerweer
B
Deze zin is erg lang
C
De groep vogels poept op de stoep
D
De bladeren vallen op de grond

Slide 24 - Quiz

Waar zie je GEEN assonantie?
A
De suffe juffrouw puft
B
Daar staat het altaar
C
Jorn klopt op de poort
D
De geweldige gozer groet ons

Slide 25 - Quiz

De hoge boom is dood
Ik wil je
kussen
op bed 
leggen
AABB
Zico ziet zijn zus
Alinea
Gepaard rijm
Alliteratie
Assonantie
Enjanbement
Strofe

Slide 26 - Question de remorquage

Nu doen: 
Bekijk jullie gedicht nog eens en controleer of onderstaande punten goed zijn of verbeterd kunnen worden. 

  1. Aantal strofes
  2. Rijmschema (ABBA / AABB / ABAB / AAAA / ABCB)
  3. Stijlfiguren (vergelijking / metafoor / personificatie)
  4. Eindrijm / alliteratie / assonantie

Slide 27 - Diapositive

De vrouw loopt blij
samen met mij.
We lopen over straat
 waar zij naartoe gaat.

We willen weten wie 
er last heeft van zijn knie.
We rennen snel naar huis


want daar staat de belangrijke kluis





Slide 28 - Diapositive