BS 3.4 Voedselrelaties 3K 01-02-24

3.4 Voedselrelaties
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

3.4 Voedselrelaties

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen 3.4
1. Je kunt uitleggen hoe een ecosysteem in elkaar zit. 
2. Je kunt uitleggen hoe je voedselrelaties noteert.
3. Je kunt uitleggen hoe energie verdwijnt uit een voedselketen.

Slide 2 - Diapositive

Ecosysteem 
Een ecosysteem zijn alle abiotische en biotische factoren in een bepaald gebied. 

Slide 3 - Diapositive

Van groot naar klein

Levensgemeenschap: Alle organismen in een bepaald gebied.

Populatie: alle dieren van 1 soort in 1 bepaald gebied

Individu: 1 organisme van een populatie

Slide 4 - Diapositive

Hoe worden voedselrelaties genoteerd
voedselrelatie = Wie eet wie.

Een rijtje met organismen die elkaar eten heet een voedselketen. 
Gras wordt gegeten door koe.

Wordt gegeten door wordt neergezet als een ==> 

Slide 5 - Diapositive

Schakels
De krop sla is de 1e schakel.

Uit hoeveel schakels bestaat de voedselketen hiernaast? 

Slide 6 - Diapositive

Waarmee begint een voedselketen altijd?
A
plant
B
dier
C
schimmel

Slide 7 - Quiz

De pijl in een voedselketen/-web betekent.......
A
"heeft gegeten"
B
"gaat eten"
C
"eet"
D
"wordt gegeten door"

Slide 8 - Quiz


Een juiste voedselketen is:
A
konijn-> havik-> vos
B
gras <- konijn <- vos
C
gras -> konijn -> havik -> vos
D
vos -> havik -> konijn ->gras

Slide 9 - Quiz

Een voedselketen begint altijd met een
A
Consument
B
Reducent
C
Producent

Slide 10 - Quiz

Een voedselketen eindigt altijd met een consument
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quiz

Voedselweb
Een aantal voedselketens die met elkaar verbonden zijn wordt een voedselweb genoemd. 


Slide 12 - Diapositive

Hoe lang is de langste voedselketen in dit voedselweb?
A
7 schakels lang
B
6 schakels lang
C
5 schakels lang
D
8 schakels lang

Slide 13 - Quiz

Geef aan of het om een biotische of abiotische factor gaat:
In een voedselketen zijn organismen het voedsel voor de volgende schakel.
A
biotische factor
B
abiotische factor

Slide 14 - Quiz

In de voedselketen is aangegeven wie door wie opgegeten wordt. Wie staat er aan het eind van de voedselketen?
A
algen
B
kikker
C
vis
D
reiger

Slide 15 - Quiz

In de afbeelding zijn vier soorten organismen getekend die samen een voedselketen vormen.
Welk organisme uit de afbeelding is een producent?
A
buizerd
B
rups
C
hazelaar
D
lijster

Slide 16 - Quiz

Een voedselketen:
paardebloem-> sprinkhaan->kikker
De kikker is een:
A
producent
B
consument van de 1e orde
C
consument van de 2e orde
D
reducent

Slide 17 - Quiz

Hoeveel planteneters zijn er in dit voedselweb?
A
2
B
3
C
5
D
6

Slide 18 - Quiz

Maak de voedselketen!

Slide 19 - Question de remorquage

Maken
Blz. 171 t/m 174
opdrachten 3 t/m 12

Slide 20 - Diapositive

Leerdoelen
1. Je kunt uitleggen hoe een ecosysteem in elkaar zit. 
2. Je kunt uitleggen hoe je voedselrelaties noteert.
3. Je kunt uitleggen hoe energie verdwijnt uit een voedselketen.

Slide 21 - Diapositive

Piramide van aantallen 
Organismen in een voedselketen vormen samen een voedselpiramide.

Van de eerste schakels in een voedselketen zijn altijd veel meer individuen dan van de laatste schakel.

Dat noemen ze een piramide van aantallen. 

Slide 22 - Diapositive

Piramide van biomassa

Biomassa: Gewicht van alle stoffen in een organisme, behalve water.

Alleen BOUWSTOFFEN worden meegenomen naar de volgende schakel. 

Slide 23 - Diapositive

Verlies van energie
Met iederen schakel gaat er energie verloren.
1. Door verbranding: de energierijke stoffen
2. door afval: door de onverteerbare stoffen, de afvalstoffen. 

Slide 24 - Diapositive

In welke schakel van de voedselketen is de hoeveelheid energierijke stoffen het grootst? Waardoor?
A
1e, doordat het aantal individuen het grootst is
B
1e, doordat uit elke schakel energie verdwijnt uit de voedselketen
C
2e, doordat het aantal individuen het grootst is
D
2e, doordat in elke schakel energie wordt opgenomen

Slide 25 - Quiz

Maakwerk:

Werkboek blz. 125 t/m 129

(Leerboek vanaf blz. 85)


Slide 26 - Diapositive