Cette leçon contient 46 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Oefentoets H7 +H8 en §9.1
Slide 1 - Diapositive
Deel 1: kennis
Slide 2 - Diapositive
Wat is de industriële revolutie
A
Overgang van een economie die draait om landbouw naar een economie die zich kenmerkt door machinale massaproductie in fabrieken
B
Samenleving waarin de meerderheid van de mensen in fabrieken werkt en in steden woont.
C
Verschijnsel waarbij ondernemers streven naar het maken van zoveel mogelijk winst door het fabrieksmatig produceren van goederen
D
Het streven van West-Europese landen naar het bezit van zo groot mogelijke koloniaal rijk.
Slide 3 - Quiz
Wat is het verband tussen de landbouwrevolutie en de industriële revolutie
Slide 4 - Question ouverte
Wat is het verband tussen de landbouwrevolutie en het ontstaan van huisnijverheid.
Slide 5 - Question ouverte
Noem drie factoren die zorgden voor economische groei in Engeland die de Industriële Revolutie mogelijk maakten.
Slide 6 - Question ouverte
Welke nieuwe sociale groep ontstond door de Industriële Revolutie?
A
Vrouwen
B
Adel
C
Arbeidersklasse
D
Geestelijken
Slide 7 - Quiz
Wat is geen gevolg van de industriële revolutie
A
Modern Imperialisme
B
Urbanisatie
C
Sociale Kwestie
D
Landbouwrevolutie
Slide 8 - Quiz
Toon met twee voorbeelden het economisch verband aan tussen de industriële revolutie en het modern imperialisme van de negentiende eeuw. (2p)
Slide 9 - Question ouverte
Wat is het liberalisme?
A
Politieke stroming die opkomt voor zoveel mogelijk gelijkheid voor alle burgers.
B
Politieke stroming die opkomt voor zoveel mogelijk vrijheid voor alle burgers.
C
Economische stroming die opkomt voor zoveel mogelijk vrijheid voor alle burgers.
D
Economische stroming die opkomt voor zoveel mogelijk gelijkheid voor alle burgers.
Slide 10 - Quiz
Wat hoort er NIET bij het liberalisme?
Wat hoort er NIET bij het liberalisme?
A
Liberalen zijn voorstander van economische vrijheid en eigen verantwoordelijkheid.
B
Liberalen willen een belangrijke rol voor de overheid in de economie om te zorgen voor meer gelijkheid.
C
Individuele vrijheid is belangrijk, mensen mogen dus zelf weten welke cultuur zij naleven.
D
Linkse liberalen willen meer invloed voor burger maar rechtse liberalen niet.
Slide 11 - Quiz
Europese burgers zijn steeds trotser op hun eigen land = nationalisme. Ze voelen zich ook beter dan veel landen = superioriteitsdenken en vinden daarom overheersing gerechtvaardigd.
Europese landen zoeken een afzetmarkt voor de vele producten die de industriële revolutie oplevert.
Europese landen concurreren met elkaar om wie de meeste macht heeft
Door de industriële revolutie zijn er veel grondstoffen nodig om de machines draaiende te houden
Economische oorzaak modern imperialisme
Politieke oorzaak modern imperialisme
Culturele oorzaak modern imperialisme
Slide 12 - Question de remorquage
Eigen bezit
Investeren in schepen
Vervoeren producten
Investeren in machines en grondstoffen
Winst door goederen verhandelen
Productie van goederen en diensten
Modern kapitalisme
Handelskapitalisme
Slide 13 - Question de remorquage
Nationalisme is:
A
Een eigen staat voor je land willen.
B
Een grote liefde hebben voor je eigen volk.
C
Een leger hebben om je eigen volk te verdedigen.
D
Niet zwakker willen zijn dan andere volken.
Slide 14 - Quiz
Geef een voorbeeld van nationalisme zorgde voor eenwording in Europa in de 19e eeuw.
Slide 15 - Question ouverte
Geef een voorbeeld hoe het nationalisme resulteert tot het uiteenvallen van staten.
Slide 16 - Question ouverte
16e en 17e eeuw
Alleen de kustgebieden bezet doormiddel van factorijen. Handelen met de lokale bevolking
Kritiek van lokale en eigen bevolking op praktijk in de koloniën
Racisme, uitbuiting, genocide
Belangrijkste doelen: Handel, godsdienst verspreiden en macht vergroten.
Belangrijkste doelen: economische uitbuiting, nieuwe afzetmarkt en aanzien van het eigen land verhogen
19e eeuw
De gehele kolonie bezet
Kolonialisme (imperialisme)
Modern Imperialisme
Slide 17 - Question de remorquage
Indochina (Viëtnam, Cambodja) en Grote delen van Afrika (bv. Algerije)
Indonesië en Suriname
Congo, Kameroen en Namibië
India, Pakistan, Zuid-Afrika
Nederland
Engeland
Frankrijk
Andere Europese landen
Slide 18 - Question de remorquage
De Britse dichter Kipling had het over 'the white mans' burden'. Wat bedoelde hij hier mee
A
Dat witte mensen het veel zwaarder hadden dan mensen van kleur
B
Dat de witte bevolking superieur was aan de koloniale bevolking en daarom de koloniale bevolking moest opvoeden
C
Dat witte mensen in de koloniale gebieden met veel haat te maken kregen
D
Dat witte mensen zichzelf onterecht heel zielig vonden.
Slide 19 - Quiz
Waarom waren slechte levensomstandigheden voor arbeiders een logisch gevolg van de industrialisatie
Slide 20 - Question ouverte
In de samenleving ontstond een discussie over de problemen van de arbeiders en hoe deze moesten worden opgelost. Hoe noemen we deze discussie?
A
Emancipatie
B
Socialisme
C
Sociale kwestie
D
Urbanisatie
Slide 21 - Quiz
Geef minstens drie voorbeelden van de slechte werk- en leefomstandigheden van arbeiders in de fabrieken.
Slide 22 - Question ouverte
Waarom waren ook liberalen voorstander van betere levensomstandigheden voor de arbeiders
A
Ze zagen dit als taak van God
B
Uit liefdadigheid
C
Ze waren bang voor revolutie
D
Ze waren bang voor een opstand van de arbeiders
Slide 23 - Quiz
Noem een overeenkomst en een verschil tussen het communisme en de sociaaldemocratie
Slide 24 - Question ouverte
Wat is geen voorbeeld van een emancipatiebeweging
A
Liberalen
B
Sociaaldemocraten
C
Communisten
D
Feministen
Slide 25 - Quiz
KA 35
KA 36
KA 31
KA 32
KA 33
KA 34
1848, 1887, 1917, 1919, enz.....
Overgang van een economie die draait op huisnijverheid/landbouw naar een economie die zicht kenmerkt door machinale massaproductie in fabrieken.
Slide 26 - Question de remorquage
Beweging die opkomt voor een samenleving met weinig bemoeienis van de overheid
Beweging die opkomt voor de rechten van arbeiders
Beweging die opkomt voor de rechten van vrouwen.
Beweging die strijd voor de rechten van protestanten en katholieken
Feministen
Confessionelen
Socialisten
Liberalen
Slide 27 - Question de remorquage
Wat is de schoolstrijd?
A
De strijd om het openen van bijzonder onderwijs
B
De strijd om het sluiten van bijzonder onderwijs
C
De strijd om het recht op subsidie voor bijzonder onderwijs
D
De strijd om het recht op subsidie voor openbaar onderwijs
Slide 28 - Quiz
Welk begrip past het best bij de Tweede Industriële Revolutie?
A
stoommachine
B
ijzer
C
atoomkracht
D
elektriciteit
Slide 29 - Quiz
Wat is een kenmerk van een moderne massasamenleving?
A
Gebruik van massamedia
B
Snel verplaatsen van mensen en vracht
C
Snel verspreiden van ideeën
D
Alle antwoorden zijn juist
Slide 30 - Quiz
Noem drie ontwikkelingen die opvallen rond 1900.
Slide 31 - Question ouverte
Noem een voordeel en een nadeel van de moderne massasamenleving in 1900.
Slide 32 - Question ouverte
Deel 2: bronvragen
Slide 33 - Diapositive
Naast de 'discussies over de sociale kwestie' past deze bron ook bij andere kenmerkende aspecten van die tijd. Toon dit aan voor twee kenmerkende aspecten, telkens met een verwijzing naar de bron.
Slide 34 - Question ouverte
Stel: je doet onderzoek naar de gevolgen van kinderarbeid in Nederland in de negentiende eeuw en je hebt twee onderzoeksvragen: - Wat waren de werkomstandigheden van kinderen in fabrieken? - Welke bijdrage leverde J.J. Cremer aan de discussie over de 'sociale kwestie'? Je vindt deze bron, maar je twijfelt aan de bruikbaarheid van de bron voor een van je onderzoeksvragen. Maak duidelijk voor welke onderzoeksvraag de bron de meest bruikbare informatie bevat en voor welke onderzoeksvraag de bron minder bruikbare informatie bevat.
Slide 35 - Question ouverte
Een interpretatie: Tjerk Bottema neemt met deze prent stelling in een politieke kwestie uit die tijd. Ondersteun deze interpretatie door: - de politieke kwestie te noemen die in de prent naar voren komt en - met de prent uit te leggen welke mening de tekenaar daarover hier weergeeft en - aan te geven bij welke politieke stroming hij zich daarmee aansluit.
Slide 36 - Question ouverte
Gebruik de bron. Een interpretatie: Kuyper neemt met deze toespraak stelling in een politieke kwestie uit die tijd. Ondersteun deze interpretatie door: - de politieke kwestie te noemen die in de toespraak naar voren komt en - met een verwijzing naar de bron uit te leggen op welke manier Kuyper zijn doel in deze kwestie hoopt te bereiken.
Slide 37 - Question ouverte
Gebruik bron 1. In deze toespraak komen twee motieven voor de Europese bemoeienis met Afrika omstreeks 1880 naar voren. Noem die twee motieven en geef per motief aan hoe dit uit de toespraak blijkt.
Slide 38 - Question ouverte
In 1869 werd de onderzeese telegrafiekabel voltooid tussen Groot-Brittannië en India, toen de belangrijkste Britse kolonie. Door deze kabel konden nu over lange afstand berichten worden verstuurd. Leg uit dat de aanleg van deze telegrafiekabel past bij het modern imperialisme.
Slide 39 - Question ouverte
Ondersteun de beweringen (zie bron) telkens met een verschillend argument van Belle van Zuylen en geef daarna aan op welke politiek-maatschappelijke verandering in de negentiende eeuw Belle van Zuylen vooruitliep.
Slide 40 - Question ouverte
De bouwwerken in de bron zijn opgenomen op de werelderfgoedlijst van UNESCO en staan in willekeurige volgorde Zet deze bouwwerken in de juiste chronologische volgorde, van vroeger naar later. Noteer alleen de nummers.
Slide 41 - Question ouverte
In 1878 werden in Nederland twee volkspetities gehouden, die in totaal door bijna 500.000 burgers werden ondertekend. In de petities werd koning Willem III opgeroepen om een nieuwe onderwijswet niet te ondertekenen, zie bron
Leg uit, telkens met een verwijzing naar een passage in de bron: door welke politiek-maatschappelijke stroming het initiatief voor deze petitie werd genomen en tegen de opkomst van welke politieke stroming de petitie zich in dezepassages vooral richtte.
Slide 42 - Question ouverte
Deel 3: volgorde
Slide 43 - Diapositive
1
2
3
4
5
6
Paus roept op tot kruistochten
Columbus komt aan in Amerika
VOC wordt opgericht
Moslims veroveren
Spanje
Nederlands- Indië wordt kolonie
Ceasar verovert Gallië
Slide 44 - Question de remorquage
1
2
3
4
5
6
Europese kruisridders 'ontdekken' specerijen
Verlicht despoot
Frederik de Grote introduceert de aardappel
eerste boeren vestigen zich langs de Nijl
Venetië wordt rijk van de handel tussen Europa en Azië
langs de limes ontstaan handelsposten
Leeds groeit door de wolindustrie
Slide 45 - Question de remorquage
Kiesrecht op basis van kentekenen van geschiktheid