Grammar h5

• Engels
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Grammar recap

Verschil present perfect en past simple

• Bij de past simple is de actie in het verleden nu afgelopen.
  
• Bij de present perfect is de actie nog bezig of is er nog een link met het verleden.

Present perfect

"iets dat in het verleden is begonnen en nu nogsteeds aan de gang is."

voorbeeld: 

Willem is sinds vorig jaar niet meer naar de film geweest.

Willem hasn't gone to the movies since last year.

Past simple

"iets dat in het verleden is begonnen en ook is afgelopen in het verleden."

voorbeeld: 

Willem is gister naar de film geweest met zijn broer.

Willem went to the movies with his brother yesterday.

Present perfect

"iets dat in het verleden is begonnen en nu nogsteeds aan de gang is."

 

Vorm: have/has + voltooid deelwoord

voltooid deelwoord: 

regelmatige werkwoorden = stam van het werkwoord + ed.

onregelmatige werkwoorden = pagina 163 van je textbook. Het derde rijtje!

TIP!

Als er geen have/has in de zin staat kan het nooit de present perfect zijn.

Past simple

"iets dat in het verleden is begonnen en ook is afgerond in het verleden."

 

Vorm: stam van het werkwoord + -ed

onregelmatige werkwoorden = pagina 163 van je textbook. Het tweede rijtje!

TIP!

Als er geen have/has in de zin staat kan het nooit de present perfect zijn.

present perfect of past simple

John ________ this film twice already.  (see)

has seen of saw

present perfect of past simple

We ________ friends since primary school. (be)

have been of were

present perfect of past simple

They ________ the same dress yesterday. (buy)

have bought of bought

present perfect of past simple

I can't walk. I ________ my leg. (break)

have broken of broke

Future: going to

"om te zeggen dat iets gaat gebeuren of juist niet."

 

vorm: Am/Is/Are (not) going to + hele werkwoord

Hele werkwoord = zo kort mogelijk, bijvoorbeeld: walk, ride, go, be, sit

Iets van plan zijn

During winter, my family and I are going to ski in Switserland.

I’m not feeling well so I am not going to go on a trip with them.

If I don’t watch out, I am going to fall.

Voorspelling MET bewijs

Look at those clouds! It is going to rain soon.

How wonderful! It looks like the sun is going to shine today.

Future: present continuous

"Als het vast staat dat je iets gaat doen in de toekomst."

 

vorm: Am/Is/Are + hele werkwoord + -ing

Hele werkwoord = zo kort mogelijk, bijvoorbeeld: walk, ride, go, be, sit

De tijd en/of plaats in de toekomst staat vast.

I am driving to my work next Monday.

We are traveling to Germany in the summer.

She is running a marathon next month.

Vraagzin

Are we skiing on our trip next week?

Is he meeting us here after work?

going to of present continuous

 I ________ (take) a vacation next week, it's set now.

am going to take of am taking

going to of present continuous

When ________ (your plane - leave)?

is your plane going to leave of is your plane leaving

going to of present continuous

 It ________ (be) cold tomorrow, they say.

is going to be of is being

going to of present continuous

School ________ (start) tomorrow.

is going to start of is starting

Woordvolgorde

 

She                   bought                   a blue dress          last week.

Onderwerp persoonsvorm leidend voorwerp tijdsbepaling

cycles                                       every                               to work                  John               morning.

Persoonsvorm bijwoord (van frequentie) leidend voorwerp onderwerp tijdsbepaling

Juiste volgorde? 

juiste volgorde?

in London - those shoes - did - buy - you - at Christmas time - ?

juiste volgorde?

to Amsterdam - I - this autumn - a ‘shop till you drop’ ‘trip - organised

juiste volgorde?

Mum - taking - today – in - shopping - and me – is - town

juiste volgorde?

we - lunch - at Corazon Bakery - have - always - on Saturdays