230328 CVRM 2.5

Les KZD 28-03-23
1 / 56
suivant
Slide 1: Diapositive
Keuzedeel spdgMBOStudiejaar 3

Cette leçon contient 56 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Les KZD 28-03-23

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorlopige planning 

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesdoel
Je weet welke gnm worden gebruikt als antistolling  en de werkingsmechanisme

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Heb je een medicatiehistorie bij je?
(Maak het anoniem en zet je naam er op)
Ja natuurlijk
Stom, vergeten.

Slide 5 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke soorten hartritmestoornissen ken je?

Slide 6 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke gnm tegen hartritmestoornissen ken je ?

Slide 7 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Balans 
Bloeding 

vs

Trombose 

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Uit welke 2 onderdelen bestaat de bloedstolling?

Slide 12 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke problemen kunnen er ontstaan met de bloedstolling?

Slide 16 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke gnm ken je die de bloedstolling beinvloeden?

Slide 23 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

trombocyten-
aggregatieremmer
Anticoagulentia
DOAC's
Clopidogrel
fraxiparine
acetylsalicylzuur
Fenperocoumon
rivaroxaban
acenocoumarol
Dabigratan
prasugrel

Slide 25 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 36 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 37 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 38 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 39 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

a)Welke aandachtspunten zijn er belangrijk voor deze patiënt?

Slide 40 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 41 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

b)Waarom is het toch zinvol om het geneesmiddel in te nemen ondanks dat de patiënt geen last heeft van de klachten? Wat kan er gebeuren als de patiënt het niet inneemt?

Slide 42 - Question ouverte

Ook zonder aanwezigheid van klachten is het onderkennen van atriumfibrilleren belangrijk, omdat het kan leiden tot ernstige complicaties, in het bijzonder tot een ischemisch CVA.

c)De CHA2DS2-VASc-score kan worden gebruikt om het risico op een ischemische CVA in te schatten. Welke risicofactoren worden er onder andere meegenomen in de berekening?

Slide 43 - Carte mentale

  • Hartfalen
  • Hypertensie
  • Leefstijd>75jr en  65-74 jr
  • Diabetes
  • CVA/TIA/trombose
  • Vaatlijden
  • Vrouwelijk 

Slide 44 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

d) Wat is de werking van het acenocoumarol en tot welke geneesmiddelgroep behoort het?

Slide 45 - Question ouverte

Acenocoumarol: cumarine-afgeleiden. Vitamine K is in de lever de grondstof voor het protrombine dat bij de bloedstolling een belangrijke rol speelt. Cumarine-afgeleiden hechten zich in de lever op die plaatsen waar ook vitamine K zich hecht, waardoor de lever geen protrombine meer kan leveren, met als gevolg een tekort aan protrombine. Zonder protrombine komt de bloedstollingsreactie niet op gang.

Slide 46 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

e.)Wat is er bijzonder aan de dosering van acenocoumarol in de eerste paar dagen?

Slide 47 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 48 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

f)Vaak staat er op het recept van acenocoumarol “volgens schema trombosedienst”. Waar wordt acenocoumarol op gedoseerd?

Slide 49 - Question ouverte

In het algemeen adviseren trombosediensten de tabletten eenmaal per dag ’s avonds in te nemen, zodat bij een sterk afwijkende INR de dosering nog op de dag van controle kan worden aangepast. Na de derde dag wordt de vervolgdosering bepaald op geleide van de INR. Bij cumarinederivaten moet de instelling door de trombosedienst gericht zijn op een INR tussen 2,0 en 3,0.

De patiënt geeft aan dat ze veel blauwe plekken heeft gekregen. Ze kan zich niet herinneren dat ze zich hard heeft gestoten en al helemaal niet zo vaak.
g) Kan dit een bijwerking zijn van acenocoumarol?
Tekst
Zo ja, wat is de achtergrond hiervan? 
A
Ja . Er is dan sprake van onderdosering
B
Ja. Er is dan sprake van overdosering
C
Waarschijnlijk niet
D
Nee dat is geen bijwerking

Slide 50 - Quiz

Acenocoumarol remt de stolling, waardoor de kans op bloedingen toeneemt. Er kunnen sneller blauwe plekken ontstaan of inwendige bloedingen kunnen vaker optreden.

Na een periode behandeld te zijn met acenocoumarol, wordt er overgestapt op dabigatran.
h)Wat is de werking van het geneesmiddel en tot welke geneesmiddelgroep behoort het?

Slide 51 - Question ouverte

Dabigatran: directe trombineremmers (DOAC’s). Het grijpt aan op de stollingsfactor trombine en blokkeert op deze manier gericht de werking van trombine, waardoor het bloed minder stolt. (Rivaroxaban en apixaban zijn factor Xa-remmers en grijpen aan op geactiveerde stollingsfactor X. Ze voorkomen daarmee dat protrombine wordt omgezet in trombine, waardoor het bloed minder stolt.)

i) Wat is een voordeel van het overstappen op dabigatran ten opzichte van acenocoumarol?

Slide 52 - Question ouverte

Vaste dosering, waardoor INR-controles niet nodig zijn. Consistent beeld van minder hersenbloedingen dan bij gebruik cumarinederivaten, ook in subgroepen.

j) Wat is een nadeel van het overstappen op dabigatran ten opzichte van acenocoumarol?

Slide 53 - Carte mentale

(1) Weinig bewijs bij kwetsbare ouderen.
(2) Therapietrouw lastig te monitoren.
(3) Toename van maag-/darmbloedingen bij ouderen ten opzichte van gebruik cumarinederivaten.

Slide 54 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesdoel
Je weet welke gnm worden gebruikt als antistolling  en de werkingsmechanisme

Slide 55 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Heb je het lesdoel behaald?
😒🙁😐🙂😃

Slide 56 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions