Hoofdstuk 10 Bij de fietsenmaker

Hoofdstuk 10 Bij de fietsenmaker
1 / 55
suivant
Slide 1: Diapositive
NISK

Cette leçon contient 55 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 10 Bij de fietsenmaker

Slide 1 - Diapositive

Vandaag
1. Kort kennismaken
2. Herhalen soft-ketchup en imperfectum
3. Starten met hoofdstuk 10 'Bij de fietsenmaker' (vocabulaire)
Pauze
4. Grammatica: perfectum en imperfectum
5. Opdrachten

Slide 2 - Diapositive

Kort kennismaken! Ik ben Sharishma. Wie ben jij?

Slide 3 - Diapositive

Kennismaken met elkaar!
Uitdelen van blaadjes met vragen. 
Opdracht: interview elkaar in tweetallen.

Slide 4 - Diapositive

Herhalen Soft-ketchup en perfectum

Slide 5 - Diapositive

Grammatica Soft-ketchup
1. kijk naar de consonanten in soft-ketchup +x
2. kijk naar de stam van het woord
3. is de laatste letter van de stam een consonant? --> ge + stam + t
4. Is de laatste letter van de stam een andere consonant of vocaal? --> ge + stam + d

Slide 6 - Diapositive

Werkwoord 'dansen'
1. Kijk naar de consonanten in soft-ketchup +x
2. Kijk naar de stam van het woord (stam = dans)
3. Is de laatste letter van de stam een consonant? --> ge + stam + t (dans --> gedanst)
4. Is de laatste letter van de stam een andere consonant of vocaal? --> ge + stam + d

Slide 7 - Diapositive

Werkwoord 'wonen'
1. Kijk naar de consonanten in soft-ketchup +x
2. Kijk naar de stam van het woord (stam = woon)
3. Is de laatste letter van de stam een consonant? --> ge + stam + t 
4. Is de laatste letter van de stam een andere consonant of vocaal? --> ge + stam + d (woon --> gewoond)

Slide 8 - Diapositive

Regelmatige werkwoorden (regular verbs)
Quiz!

Slide 9 - Diapositive

Hij heeft gisteren de hele dag ... (schrobben)

Slide 10 - Question ouverte

De hond heeft gedurende de rit ... (blaffen)

Slide 11 - Question ouverte

Vandaag heb ik de tuin ... (vegen)

Slide 12 - Question ouverte

We hebben twee jaar in Eindhoven ... (leven)

Slide 13 - Question ouverte

Wanneer heb jij ... (mailen)

Slide 14 - Question ouverte

Hij heeft helemaal naar Peru ... (reizen)

Slide 15 - Question ouverte

Heeft hij wel ... ? (douchen)

Slide 16 - Question ouverte

Hij heeft de hond ... (aaien)

Slide 17 - Question ouverte

Onregelmatige werkwoorden (irregular verbs)
Quiz!

Slide 18 - Diapositive

Hij heeft gisteren de hele dag ... (lachen)

Slide 19 - Question ouverte

Ik heb zondag 3 boeken ... (lezen)

Slide 20 - Question ouverte

Ik heb de hele dag in een Ferrari ... (rijden)

Slide 21 - Question ouverte

We zijn twee jaar in Eindhoven ... (blijven)

Slide 22 - Question ouverte

Wanneer heb jij ... ? (zitten)

Slide 23 - Question ouverte

Hij heeft bij Mila ... (slapen)

Slide 24 - Question ouverte

Zij heeft in de Maas ... (zwemmen)

Slide 25 - Question ouverte

Taylor Swift heeft gisteren mooi ... (zingen)

Slide 26 - Question ouverte

Dus..
Tegenwoordige tijd = Ik woon nu in Nederland
Perfectum = Ik heb in Nederland gewoond

Imperfectum = Ik woonde in Nederland

Slide 27 - Diapositive

Hoofdstuk 10 'Bij de fietsenmaker'
Fiets - Fietsenmaker
Kun je fietsen?
Hebben jullie een fiets?
Wat voor fiets heb je?
Zouden jullie voortaan fietsen naar jullie beroep of studie?
Is fietsen ook belangrijk in jullie oorspronkelijke landen?

Slide 28 - Diapositive

Luisteropdracht
https://www.youtube.com/watch?v=efSjz7lFyfg

1. Waar komt Khalil vandaan?
2. Waar woont Khalil nu?
3. Welke kleur heeft de fiets die Khalil maakt?
4. Wat maakt Khalil aan deze fiets?
5. Verkoopt Khalil ook een nieuwe buitenband?



Slide 29 - Diapositive

Dialoog H.10 p.129-130
Opdracht: vorm tweetallen en lees samen het dialoog. Wissel van karakter. 

Klaar?
Woordenlijst bekijken en opdracht maken
Opdracht bespreken

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Dialoog H.10 p.129-130
Opdracht: vorm tweetallen en lees samen het dialoog. Wissel van karakter. 

Klaar?
Woordenlijst bekijken en opdracht maken
Opdracht bespreken

Slide 32 - Diapositive

Betekenen vs bedoelen
Betekenen (betekenis) = meaning of a word/sentence/symbol
Wat betekent het woord 'gezellig'?
Een rood verkeerslicht betekent dat je moet stoppen.

Bedoelen (bedoeling) = to represent a goal/an intention
Ik heb geen idee wat hij bedoelt.
Wat is de bedoeling van de vergadering.
Je zegt veel. Wat bedoel je?

Slide 33 - Diapositive

Iedereen is geslaagd. Dat ... dat ik ook een voldoende heb
A
betekent
B
bedoelt

Slide 34 - Quiz

Niemand luistert naar mij. Wat ... je daar precies mee?
A
beteken
B
bedoel

Slide 35 - Quiz

Een van jullie mag mee. Wie ... je?
A
beteken
B
bedoel

Slide 36 - Quiz

Het is inderdaad raar dat de telefoon nu al stuk is. ... u dat ik mijn geld terugkrijg?
A
beteken
B
bedoel

Slide 37 - Quiz

Er staat rond die tijd altijd veel file. Dat ... dat we op tijd moeten vertrekken.
A
beteken
B
bedoel

Slide 38 - Quiz

Ik snap niet helemaal wat je daarmee wilt zeggen. Ik ... dat je gezonder moet eten
A
beteken
B
bedoel

Slide 39 - Quiz

Zelfstandige opdracht
Gatentekst maken (uitdelen)


Tekst bespreken

Slide 40 - Diapositive

Samen maken
Opdracht 6

Slide 41 - Diapositive

Imperfectum
Het regende gisteren en het was een beetje glad

Ik fietste weg van onze praktijk, wilde rechts afslaan en gleed weg.

Ik mankeerde zelf niets, maar mijn fiets wel. 

Slide 42 - Diapositive

Imperfectum regelmatige werkwoorden
1. Kijk naar de consonanten in soft-ketchup +x
2. Kijk naar de stam van het woord
3. Is de laatste letter van de stam een consonant? --> ge + stam + te(n)
4. Is de laatste letter van de stam een andere consonant of vocaal? --> ge + stam + de(n)

Slide 43 - Diapositive

Werkwoord fietsen
1. kijk naar de consonanten in soft-ketchup +x
2. kijk naar de stam van het woord (fiets)
3. is de laatste letter van de stam een consonant? --> ge + stam + te(n) (fiets --> fietste(n))
4. Is de laatste letter van de stam een andere consonant of vocaal? --> ge + stam + d

Slide 44 - Diapositive

Werkwoord mankeren
1. kijk naar de consonanten in soft-ketchup +x
2. kijk naar de stam van het woord (mankeer)
3. is de laatste letter van de stam een consonant? --> ge + stam + te(n) 
4. Is de laatste letter van de stam een andere consonant of vocaal? --> ge + stam + d (mankeer--> mankeerde(n))

Slide 45 - Diapositive

Maak zinnen in het imperfectum
Gebruik de onderstaande woorden:
- verhuizen
- praten
- werken
- reizen
- maken

Slide 46 - Diapositive

Imperfectum Onregelmatige werkwoorden
Bijlage 3 in het boek.

Uit je hoofd leren!

Slide 47 - Diapositive

Maak zinnen in het imperfectum
Gebruik de onderstaande woorden:
- lezen
- lopen
- zijn 
- gaan
- brengen

Slide 48 - Diapositive

Schrijfopdracht
Wat heb jij afgelopen weekend gedaan? (gebruik perfectum)

Slide 49 - Diapositive

Opdracht 7 + 8 grammatica
Maken

Slide 50 - Diapositive

Maken opdracht 9 + 10

Slide 51 - Diapositive

Spreekopdracht tweetallen
Opdracht 11

Slide 52 - Diapositive

Opdracht 13 tekst samen maken
+ opdr. 14

Slide 53 - Diapositive

Extra (schrijf- en spreek)opdrachten
Schrijf in tweetallen een verhaal met de woorden die je kunt vinden op pagina 129-130.

Slide 54 - Diapositive

Extra luisteropdrachten
https://nt2taalmenu.nl/nt2-a1-oefeningen-2/#a1-luisteren (luisteropdrachten)
https://nt2taalmenu.nl/nt2-a1-menu/ (op deze website kun je ook andere oefenopdrachten, zoals grammatica of lezen, maken)
https://www.nl.ver-taal.com/cultuur.htm (luisteropdrachten muziek)
https://www.nl.ver-taal.com/spotjes.htm (luisteropdrachten boodschappen doen)
https://sites.google.com/vocvo.be/leeromgeving-nieuw-leven/oefeningen (Verschillende luisteropdrachten leeromgeving Nieuw Leven)
https://virtueletraining.com/luisteren/verhalen/ (luisteropdrachten verhalen)

Slide 55 - Diapositive