Pallas 4A

Pallas 4A r. 4 t/m r.10
De volgende vragen gaan over de benoeming r. 4 t/m r.10
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Pallas 4A r. 4 t/m r.10
De volgende vragen gaan over de benoeming r. 4 t/m r.10

Slide 1 - Diapositive

In welke naamval, getal en geslacht staat:
Ἡ ὑδρα (r.4)
A
nom ev v
B
nom ev o
C
acc ev v
D
acc ev o

Slide 2 - Quiz

Welke funtie heeft:
Ἡ ὑδρα (r. 4)
A
onderwerp
B
naamwoordelijk deel
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 3 - Quiz

In welke naamval, getal en geslacht staat:
θηριον δεινον (r.4)
A
nom ev v
B
nom ev o
C
acc ev v
D
acc ev o

Slide 4 - Quiz

Welke funtie heeft:
θηριον δεινον (r. 4)
A
onderwerp
B
naamwoordelijk deel
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 5 - Quiz

In welke naamval, getal en geslacht staat:
Το δεινον θηριον (r.5)
A
nom ev v
B
nom ev o
C
acc ev v
D
acc ev o

Slide 6 - Quiz

Welke funtie heeft:
Το δεινον θηριον (r. 5)
A
onderwerp
B
naamwoordelijk deel
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 7 - Quiz

In welke naamval, getal en geslacht staat:
τους ἐπιχωριους (r.5)
A
nom mv v
B
nom mv m
C
acc mv v
D
acc mv m

Slide 8 - Quiz

Welke funtie heeft:
τους ἐπιχωριους (r.5)
A
onderwerp
B
naamwoordelijk deel
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 9 - Quiz

In welke naamval, getal en geslacht staat:
την χωραν (r.6)
A
nom ev v
B
nom ev m
C
acc ev v
D
acc ev m

Slide 10 - Quiz

Welke funtie heeft:
την χωραν (r.6)
A
onderwerp
B
naamwoordelijk deel
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 11 - Quiz

In welke naamval, getal en geslacht staat:
Ἡ ὑδρα (r.7)
A
nom ev v
B
nom ev o
C
acc ev v
D
acc ev o

Slide 12 - Quiz

Welke funtie heeft:
Ἡ ὑδρα (r. 7)
A
onderwerp
B
naamwoordelijk deel
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 13 - Quiz

In welke naamval, getal en geslacht staat:
μεγαλη (r.7)
A
nom ev v
B
nom ev o
C
acc ev v
D
acc ev o

Slide 14 - Quiz

Welke funtie heeft:
μεγαλη (r. 7)
A
onderwerp
B
naamwoordelijk deel
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 15 - Quiz

In welke naamval, getal en geslacht staat:
φοβερα (r.7)
A
nom ev v
B
nom ev o
C
acc ev v
D
acc ev o

Slide 16 - Quiz

Welke funtie heeft:
φοβερα (r. 7)
A
onderwerp
B
naamwoordelijk deel
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 17 - Quiz

μεγαλη ... και φοβερα is dus samen nd

Slide 18 - Diapositive

In welke naamval, getal en geslacht staat:
κεφαλας (r.8)
A
acc ev v
B
acc ev m
C
acc mv v
D
acc mv m

Slide 19 - Quiz

Welke funtie heeft:
κεφαλας (r.8)
A
onderwerp
B
naamwoordelijk deel
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 20 - Quiz

In welke naamval, getal en geslacht staat:
κεφαλαι (r.9)
A
nom ev v
B
nom ev m
C
nom mv v
D
nom mv m

Slide 21 - Quiz

Welke funtie heeft:
κεφαλαι (r. 9)
A
onderwerp
B
naamwoordelijk deel
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 22 - Quiz

In welke naamval, getal en geslacht staat:
θνηται (r.9)
A
nom ev v
B
nom ev m
C
nom mv v
D
nom mv m

Slide 23 - Quiz

Welke funtie heeft:
θνηται (r. 9)
A
onderwerp
B
naamwoordelijk deel
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 24 - Quiz

ἡ δε μεση (κεφαλη) ἀθανατος ἐστιν
Lees p. 35 uit je tekstboek:
ἀθανατος heeft geen vrouwelijke vorm

Slide 25 - Diapositive

Waarom heeft ἀθανατος geen vrouwelijke vorm?
Omdat het een....

Slide 26 - Question ouverte

In welke naamval, getal en geslacht staat:
Ὁ Ἡερακλης (r.10)
A
nom ev v
B
nom ev m
C
nom mv v
D
nom mv m

Slide 27 - Quiz

Welke funtie heeft:
Ὁ Ἡερακλης (r.10)
A
onderwerp
B
naamwoordelijk deel
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 28 - Quiz

In welke naamval, getal en geslacht staat:
την δεινην ὑδραν (r.10)
A
acc ev v
B
acc ev m
C
acc mv v
D
acc mv m

Slide 29 - Quiz

Welke funtie heeft:
την δεινην ὑδραν (r.10)
A
onderwerp
B
naamwoordelijk deel
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 30 - Quiz