grammatica werkwoorden woordsoorten

Grammatica 3.8 werkwoorden benoemen
Welkom in deze (digitale) les
Fijn dat je er bent!
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Grammatica 3.8 werkwoorden benoemen
Welkom in deze (digitale) les
Fijn dat je er bent!

Slide 1 - Diapositive

Welkom in deze les!




Pak je leesboek      Leg je                                                     spullen klaar





Geen telefoon         IPad dicht

Slide 2 - Diapositive

eerst gaan we stillezen
timer
10:00

Slide 3 - Diapositive

Uitleg van de theorie 3.8
We gaan weer werken met een schema.
Maar we gaan eerst instapopdracht 1 maken van 3.8
We doen dat deze keer digitaal. De opdracht staat in Magister bij de les van vandaag.

Als je klaar bent, mag je een antwoordenblad halen.
Op het digitale blad staat wat je verder gaat doen.

Slide 4 - Diapositive

Wat is eigenlijk huiswerk?
(wat verstaat mevrouw Bruggeman onder huiswerk)

Slide 5 - Question ouverte

Waarom moet je eigenlijk huiswerk maken?

Slide 6 - Question ouverte

Wat zou huiswerk maken op
kunnen leveren?

Slide 7 - Question ouverte

Doel
Ik weet wat een zelfstandig werkwoord

Ik weet wat een hulpwerkwoord is

Ik weet wat een koppelwerkwoord is

Slide 8 - Diapositive

Welke drie soorten werkwoorden zijn er?

Slide 9 - Question ouverte

3 verschillende werkwoorden
- hulpwerkwoord (HWW)
- zelfstandig werkwoord (ZWW)
- koppelwerkwoord (KWW)

Slide 10 - Diapositive

Zelfstandig werkwoord (ZWW)
- heeft een duidelijke betekenis in de zin
- geeft de handeling/actie aan (is een doe-woord)


Als er meerdere werkwoorden in de zin staan, dan staat het ZWW meestal achteraan

Slide 11 - Diapositive

Voorbeeld
Geert heeft de voordeur van het huis geschilderd.


Jan voetbalt dagelijks op het veldje.

Slide 12 - Diapositive

Koppelwerkwoord (KWW)
- zit er geen werkwoord met een duidelijke betekenis in de zin, dan moet het wel een KWW zijn (want: in een zin zit of een ZWW of een KWW)
- een koppelwerkwoord is een zijn-woord
Je kunt het werkwoord vervangen door zijn/worden of blijven

Slide 13 - Diapositive

Koppelwerkwoord (KWW)
- vorm van:
Zijn                                           (heten)
Worden                                   (dunken)
Blijven                                     (voorkomen)
Blijken 
Lijken
Schijnen                   (ezelsbruggetje: ZWaBBeLS)

Slide 14 - Diapositive

Voorbeeld
Frits is ziek.
Frits blijft ziek.
Frits wordt ziek.

De serie wordt steeds spannender.
De serie is steeds spannender. 

Slide 15 - Diapositive

Koppelen
KWW koppelt aan onderwerp een eigenschap;
Onderwerp = iets (ZNW/BNW)

Vergelijk:
De tentoonstelling is erg mooi.
De tentoonstelling is gisteren afgerond.

Slide 16 - Diapositive

Checklist KWW
- zit er een vorm van ZWaBBeLS in de zin?
- is/blijft/wordt etc. het onderwerp IETS? (is het een zijn-woord?)
- is eigenschap (IETS) een znw of bnw?
- kan ik het vervangen door een werkwoord van zijn/worden/blijven.
JA = KWW

Slide 17 - Diapositive

Hulpwerkwoord (HWW)
Alle werkwoorden die nog over zijn, zijn hulpwerkwoorden


Kenmerken:
- komen voor in een zin met meerdere werkwoorden
- helpen het gezegde te maken

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Lien

Lodewijk heeft de fiets gerepareerd.
Gerepareerd = ???
A
hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
koppelwerkwoord

Slide 20 - Quiz

De winkel blijft twee weken dicht.
Blijft = ???
A
hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
koppelwerkwoord

Slide 21 - Quiz

Romy blijft vannacht logeren.
Blijft = ???
A
hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
koppelwerkwoord

Slide 22 - Quiz

Doel
Ik weet wat een zelfstandig werkwoord

Ik weet wat een hulpwerkwoord is

Ik weet wat een koppelwerkwoord is

Slide 23 - Diapositive

Maken en oefenen: 

Opdr. 4,5 en 6
Klaar? Test Jezelf 3.8

Zorg dat je dit ook echt oefent.
Herhalen, herhalen, herhalen (wel 7x!)

Slide 24 - Diapositive