Kennismaken

BREUKEN

1 / 21

Slide 1: Diapositive

WiskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

La durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

BREUKEN

Slide 1 - Diapositive

Breuken

Slide 2 - Diapositive

wat zijn breuken?

breuken is een manier om een gedeelte van iets aan te geven.

Slide 3 - Diapositive

breuken

Slide 4 - Diapositive

Sleep de cirkel naar de juiste breuk.

\frac{​ 2 ​ ​}{​ 1 2 ​}

\frac{​ 4 ​ ​}{​ 1 2 ​}

\frac{​ 3 ​ ​}{​ 1 2 ​}

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 1 2 ​}

Slide 5 - Question de remorquage

Een breuk bestaat uit een teller en een noemer.

Slide 6 - Diapositive

\frac{​ [ ? ] ​ ​}{​ [ ? ] ​}

Breuk =

Teller

Noemer

Slide 7 - Question de remorquage

In de breuk 3/9 is de teller

In de breuk 3/7 is de noemer

In de breuk 1/7 is de teller

In de breuk 1/9 is de noemer

Slide 8 - Question de remorquage

Echte, onechte en samengestelde breuk

- Een echte breuk bestaat uit een teller en een noemer. De teller is altijd kleiner dan de noemer

- Bij een onechte breuk is de teller groter dan de noemer. Er zitten dan altijd helen in

- Een samengestelde breuk bestaat uit een heel getal en een breuk

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Breuken vereenvoudigen

Slide 11 - Diapositive

Breuken vereenvoudigen

Breuken vereenvoudigen

Slide 12 - Diapositive

Ik vereenvoudig de breuk ..... zo veel mogelijk.

De breuk wordt dan

1/10

1/5

5/10

2/5

Slide 13 - Quiz

Ik vereenvoudig de breuk .... zo veel mogelijk.

De breuk wordt dan

1/2

2/3

3/7

6/14

Slide 14 - Quiz

Breuken en decimale getallen

Van decimaal getal naar breuk.

Schrijf het decimale getal als een breuk van tienden of honderdsten.

Vereenvoudig de breuk zo ver mogelijk.

Bijv. 0,6 = .....

Slide 15 - Diapositive

Schrijf 0,6 als een breuk

\frac{​ 6 ​ ​}{​ 1 0 ​} = \frac{​ 3 ​ ​}{​ 5 ​}

\frac{​ 6 ​ ​}{​ 1 0 0 ​} = \frac{​ 3 ​ ​}{​ 5 0 ​}

\frac{​ 6 ​ ​}{​ 1 ​}

\frac{​ 6 0 ​ ​}{​ 1 0 ​}

Slide 16 - Quiz

Schrijf 0,24 als een breuk

\frac{​ 2 4 ​ ​}{​ 1 0 ​} = 2 \frac{​ 4 ​ ​}{​ 1 0 ​} = 2 \frac{​ 2 ​ ​}{​ 5 ​}

\frac{​ 2 4 ​ ​}{​ 1 0 0 ​} = \frac{​ 6 ​ ​}{​ 2 5 ​}

\frac{​ 2 4 ​ ​}{​ 1 ​}

\frac{​ 0 , 2 4 ​ ​}{​ 1 0 ​}

Slide 17 - Quiz

Breuken en decimale getallen

Breuken en decimale getallen

stap 1: vermenigvuldig de teller en de noemer met hetzelfde getal, zodat de noemer 10, 100, 1000, ... wordt.

Stap 2: het aantal nullen wordt het aantal plaatsen na de komma

Slide 18 - Diapositive

Maak van de breuken een decimaal getal.
3/5 = ...

0,6

0,075

0,35

0,375

Slide 19 - Quiz

Welk decimaal getal hoort bij de breuk
16/25

0,16

0,64

0,25

1,625

Slide 20 - Quiz

Welk antwoord is het decimale getal van de volgende breuk:

0,58

5,8

Slide 21 - Quiz