Quiz Taal
1 / 15
La durée de la leçon est: 50 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
In wat kunnen we een zin
ontleden? bijvoorbeeld: PV
ontleden? bijvoorbeeld: PV
Slide 2 - Carte mentale
Sinterklaas is de man die alles weet.
Wat is "Sinterklaas" in deze zin?
Wat is "Sinterklaas" in deze zin?
A
Lijdend voorwerp
B
Onderwerp
C
Persoonsvorm
D
Werkwoordelijk gezegde
Slide 3 - Quiz
Hij schrijft alles in zijn grote boek.
Wat is "schrijft" in deze zin?
Wat is "schrijft" in deze zin?
A
Onderwerp
B
Persoonsvorm
C
Werkwoordelijk gezegde
D
Lijdend voorwerp
Slide 4 - Quiz
Zo onthoudt Sinterklaas alles.
Wat is "alles" in deze zin?
Wat is "alles" in deze zin?
A
Werkwoordelijk gezegde
B
Persoonsvorm
C
Lijdend voorwerp
D
Onderwerp
Slide 5 - Quiz
Zo onthoudt Sinterklaas alles.
Wat is "Sinterklaas" in deze zin?
Wat is "Sinterklaas" in deze zin?
A
Werkwoordelijk gezegde
B
Persoonsvorm
C
Lijdend voorwerp
D
Onderwerp
Slide 6 - Quiz
Slide 7 - Diapositive
Tekst
de mantel
de staf
de mijter
de tabberd
Slide 8 - Question de remorquage
heel bijzonder
Het paard van Sinterklaas
is
Werkwoordelijk
gezegde
Onderwerp
Lijdend
voorwerp
Slide 9 - Question de remorquage
De pieten
brengen
cadeautjes
voor de kinderen.
Werkwoordelijk
gezegde
Onderwerp
Lijdend
voorwerp
Slide 10 - Question de remorquage
Ze
strooien
pepernoten.
Werkwoordelijk
gezegde
Onderwerp
Lijdend
voorwerp
Slide 11 - Question de remorquage
Voor de sint moet je altijd lief zijn.
"je" is het onderwerp in de zin.
"je" is het onderwerp in de zin.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 12 - Quiz
Sinterklaas is eigenlijk een bisschop van de kerk.
"is eigenlijk" is het werkwoordelijk gezegde in de zin.
"is eigenlijk" is het werkwoordelijk gezegde in de zin.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 13 - Quiz
De pieten brengen 's nachts de pakjes rond.
"De pieten" is het onderwerp in deze zin.
"De pieten" is het onderwerp in deze zin.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 14 - Quiz
Welk cijfer geef jij deze les?
