Grammatica - onderwerp en persoonsvorm

Wat gaan we leren/oefenen?
Zinnen ontleden
Onderwerp en persoonsvorm
woordvolgorde in een zin

1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Wat gaan we leren/oefenen?
Zinnen ontleden
Onderwerp en persoonsvorm
woordvolgorde in een zin

Slide 1 - Diapositive

Zinsdelen
Zinnen bestaan uit zinsdelen.
Zinnen ontleden in zinsdelen noemen we redekundig ontleden.
Een zinsdeel is een eenheid binnen een zin met een bepaalde functie.

Slide 2 - Diapositive

Persoonsvorm en onderwerp
Persoonsvorm (pv) is een zinsdeel
De persoonsvorm is altijd een werkwoord!
Onderwerp (o) is een zinsdeel

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Hoe vind je de persoonsvorm?
drie manieren

Slide 5 - Diapositive

Maak van de zin een vraagzin.


Het paard loopt in de wei. 
Loopt het paard in de wei?
Loopt is pv


Nooit met een vragend voornaamwoord (hoe, waar, waarom etc.)!!
Het paard heeft in de wei gelopen.
Heeft het paard in de wei gelopen. 
Heeft is pv

Slide 6 - Diapositive

De verkoopmedewerker helpt de klant bij de kassa.
A
pv : klant
B
pv: verkoopmedewerker
C
pv: helpt
D
pv: kassa

Slide 7 - Quiz

Zet de zin in een andere tijd.

Mijn broer koopt een nieuwe telefoon. 
Mijn broer kocht vorige week een nieuwe telefoon.
Koopt is pv
Waarom koopt mijn broer een telefoon?
Waarom kocht mijn broer een nieuwe telefoon?
Koopt is pv

Slide 8 - Diapositive

Hoeveel studenten zijn met de bus naar school gekomen?
A
pv: gekomen
B
pv: zijn
C
pv: de studenten
D
pv: zijn gekomen

Slide 9 - Quiz

Zet de zin in het meervoud (getal veranderen).
Ik ga met de fiets naar school.
Wij gaan met de fiets naar school.
Ga is pv
Of andersom, in het enkelvoud
De boeken zijn uitgeleend.
Het boek is uitgeleend.
Zijn is pv

Slide 10 - Diapositive

Schrijf de pv:
Santiago is verliefd op Zoë.

Slide 11 - Question ouverte

Welke manier gebruikte jij?
Santiago was verliefd op Zoë. (verleden tijd)
Is verliefd op Zoë? (vragende zin)
Santiago en Peter zijn verliefd op Zoë (getal veranderen)

Slide 12 - Diapositive

Onderwerp
Wat is het onderwerp in de zin?

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Slide 15 - Diapositive

Santiago is verliefd op Zoë.
Zoek eerst de persoonsvorm
Vraag wie (of wat) + persoonsvorm
Antwoord is het onderwerp

Slide 16 - Diapositive

Santiago is verliefd op Zoë.
Wie is?
Santiago

Slide 17 - Diapositive

Vind het onderwerp: Op een dag verhuizen wij naar de Veluwe.

Slide 18 - Question ouverte

Antwoord
Op een dag verhuizen wij naar de Veluwe.
verhuizen 
Wie verhuizen?

Slide 19 - Diapositive

Let op!
Het onderwerp kan uit meerdere woorden bestaan
Voorbeeld: Mijn ouders en ik gaan naar school

Slide 20 - Diapositive

Zoek het onderwerp:
Dat is per ongeluk gegaan.

Slide 21 - Question ouverte

Aan de slag!
Taalblokken > 1F > grammatica > persoonsvorm en onderwerp
En verder werken.


Slide 22 - Diapositive