2021 - 4v.ltc1 - 14-9
1 / 18
La durée de la leçon est: 50 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Waar wordt naar gevraagd bij het vragend voornaamwoord?
Slide 2 - Question ouverte
Geef naamval en getal van het woord cuius
Slide 3 - Question ouverte
In de zin 'qui puer intravit', hoe is het vragend voornaamwoord gebruikt?
A
zelfstandig
B
bijvoeglijk
Slide 4 - Quiz
Hoe vertaal je een bijvoeglijk gebruikt vragend voornaamwoord?
Slide 5 - Question ouverte
Welk van de twee onderstaande zinnen is een afhankelijke vraag?
A
Scio, quid faceret.
B
Quid faciebat?
Slide 6 - Quiz
Welke modus wordt er in een afhankelijke vraag gebruikt?
Slide 7 - Question ouverte
Slide 8 - Diapositive
19A-b, r. 1
Quid mihi reddat ager quaeris, Line, Nomentanus?
Quid mihi reddat ager quaeris, Line, Nomentanus?
Slide 9 - Question ouverte
r. 2:
Hoc mihi reddit ager: te, Line, non video.
Hoc mihi reddit ager: te, Line, non video.
Slide 10 - Question ouverte
19A-c, r. 1:
Nescio tam multis quid scribas, Fauste, puellis:
Nescio tam multis quid scribas, Fauste, puellis:
Slide 11 - Question ouverte
r. 2:
hoc scio, quod scribit nulla puella tibi.
hoc scio, quod scribit nulla puella tibi.
Slide 12 - Question ouverte
Slide 13 - Diapositive
1. Quis hoc conatus est?
Slide 14 - Question ouverte
2.
Quem vides in foro?
Quem vides in foro?
Slide 15 - Question ouverte
3. Non dicere poteram, quid suaderent.
Slide 16 - Question ouverte
4. A quibus rex occisus est?
Slide 17 - Question ouverte
5.
Quem servum emes?
Quem servum emes?
