24.03 - h3 - Leestekens

Stillezen
timer
10:00
timer
3:00
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Stillezen
timer
10:00
timer
3:00

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Planning

  • Leestekens
Leerdoelen


- Ik kan leestekens op de juiste manier gebruiken.

Slide 3 - Diapositive

Dit zijn de onderwerpen die voorkomen in de toets:
- meervouden    
- verkleinwoorden
- stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden 
- sommige(n)/andere(n)/alle(n)/enkele(n) 
- samenstellingen 
wanneer streepje in samenstellingen 
- werkwoordspelling tt 
- werkwoordspelling vt
- hoofdlettergebruik
- leestekens <
- au/ou
- trema in werkwoorden/meervouden
- schrijven van getallen

Werkwoordspelling 

Wat weet je al?

Slide 4 - Diapositive

Leestekens in een tekst:
  • komma:  geeft een pauze aan
  • vraagteken: geeft een vraag aan
  • uitroepteken: geef een uitroep aan

vb: Anne, Marie en Mustafa zitten gezellig in een café.
of:  Anne Marie en Mustafa zitten gezellig in een café.
of: Anne, Marie en Mustafa zitten, gezellig, in een café.

Slide 5 - Diapositive

Komma
  • Tussen twee persoonsvormen. 

      Toen ze thuis kwam, zag ze dat de verlichting al brandde.

  • Delen van een opsomming zet je tussen komma's.
    In de supermarkt kocht hij: andijvie, bloemkool en een CD.
  • Na een naam of uitroep aan het begin van een zin.
    Jan, waar ga jij heen?
  • Bijstelling zet je tussen komma's.
    Janneke, het leukste meisje uit de klas, heeft nu ook de griep.

Slide 6 - Diapositive

Dubbele punt
  • Een dubbele punt staat vóór een opsomming.
De bezwaren tegen Athene in de zomer zijn: de hitte, de drukte en de smog.

  • Een dubbele punt staat vóór een verklaring/uitleg.
Ik wil van de zomer niet naar Athene: het is me daar te warm.

  • Een dubbele punt staat voor een zin die iemand gaat zeggen. 
Ik zei: 'Ik wil van de zomer niet naar Athene.'




Slide 7 - Diapositive

Aanhalingstekens

Je gebruikt aanhalingstekens, als je iemands woorden letterlijk weergeeft. Dit heet ook wel een citaat. 

 

Slide 8 - Diapositive

Leestekens bij citaten
  • Staat het citaat voorop staat, dan gebruik je geen dubbele punt. 
'Morgen ga ik naar de winkel', zei de man. 

  • Je schrijft geen komma na het citaat als het citaat eindigt met een uitroep teken of vraagteken. 
'Dat mag absoluut niet!' riep de trainer. 
'Waarom ga je morgen naar de winkel?' vroeg het meisje. 


Slide 9 - Diapositive

Plaats de ontbrekende leestekens:
Gijs schreeuwde Help ik ben in het water gevallen

Slide 10 - Question ouverte

Welk leesteken mist er in de zin?
Dat is morgen, zei Gerrit.
A
Dubbele punt
B
Aanhalingstekens
C
Komma
D
Uitroepteken

Slide 11 - Quiz

Welk leesteken mist er in de zin?
Piet zei 'Dat is geen een goede zin.'
A
Aanhalingstekens
B
Komma
C
Dubbele punt
D
Uitroepteken

Slide 12 - Quiz

Welk leesteken mist er in de zin?
Als je dat wilt moet je dat doen.
A
Aanhalingstekens
B
Komma
C
Dubbele punt
D
Uitroepteken

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Lien