winst of verlies

Herhalen hoofdstuk 1
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Herhalen hoofdstuk 1

Slide 1 - Diapositive

Hoe bereken je de brutowinst?

Slide 2 - Question ouverte

Je verkoopt 80 paar gympen
voor € 40,- per stuk.
Wat is de afzet?

Slide 3 - Question ouverte

Je verkoopt 80 paar gympen
voor € 40,- per stuk.
Bereken de omzet.

Slide 4 - Question ouverte

Noem drie voorbeelden van bedrijfskosten.

Slide 5 - Question ouverte

Je verkoopt 80 gympen. Deze heb je ingekocht voor € 15,-.
Bereken de inkoopwaarde.

Slide 6 - Question ouverte

De inkoopwaarde van de gympen is
€ 1200,-. De omzet is € 3600,-.
Bereken de Brutowinst.

Slide 7 - Question ouverte

De brutowinst is € 2400,-. De bedrijfskosten zijn € 1800,-.
Bereken de Nettowinst.

Slide 8 - Question ouverte

Slide 9 - Diapositive

Keep Forzen heeft de vorige periode afgesloten met brutowinst. in welke situatie ontstaat brutowinst?
A
Als de bedrijfskosten hoger zijn dan de omzet
B
Als de inkoopwaarde hoger is dan de omzet
C
Als de omzet hoger is dan de btw
D
Als de omzet hoger is dan de inkoopwaarde

Slide 10 - Quiz

In welke regel staat uitsluitend juiste voorbeelden van bedrijfskosten?
A
btw, huisvestingskosten
B
Huisvestingskosten, loonkosten, verkoopkosten
C
Inkoopwaarde van de verkopen, loonkosten en btw

Slide 11 - Quiz

Consumenten hebben voordeel van de productie door Keep Frozen. In de
fabriek worden de groenten bijvoorbeeld schoongemaakt, gesneden en
lang houdbaar gemaakt. Maar voor de samenleving kunnen er ook
nadelen van deze productie zijn.
Welk economisch begrip hoort bij het nadeel voor de samenleving van de
productie en de consumptie?
A
Consumentengedrag
B
Economische crisis
C
Maatschappelijke baten
D
Maatschappelijke kosten

Slide 12 - Quiz

Welke woorden
missen we?
A
Winkelprijs en inkoopwaarde
B
Brutowinst en Nettowinst
C
BTW en verkoopprijs inclusief
D
Winkelprijs en BTW

Slide 13 - Quiz

Pierre haalt een omzet van €5.000 in week 10. De inkoopwaarde en bedrijfskosten in die
week bedroegen € 2.750. Hoeveel is de Nettowinst?
A
2200
B
7750
C
2250
D
5000

Slide 14 - Quiz

Pierre onderzoekt zijn bedrijfskosten in week 10 door nogmaals naar de
omzetverdeling te kijken.
Hij zegt: “Stel dat in week 10 de bedrijfskosten hoger waren uitgevallen.
Welke invloed zou dat hebben op de brutowinst?”
A
Brutowinst zou dan zelfde zijn
B
De brutowinst zou dan hoger zijn
C
De brutowinst zou dan lager zijn

Slide 15 - Quiz

Pien koopt een cd bij de Freerecordshop. Pien betaalt voor de cd €19,99 inclusief 21% BTW.
Hoeveel is de verkoopprijs exclusief btw van de cd?

A
19,99
B
16,52
C
15,99
D
15,79

Slide 16 - Quiz

De tapijthal verkoopt tapijt per meter. Kim gaat 10 meter tapijt kopen. Per meter kost de tapijt €150 per meter exclusief BTW. Hoeveel betaalt Kim voor het tapijt exclusief BTW

Slide 17 - Question ouverte

Zelfstandig aan het werk.
Wat ga je doen?
  1. Examentrainer 
  2. Test jezelf 

Slide 18 - Diapositive