Oefentoets hoofdstuk 5; Creatieve Ontwikkeling

Oefentoets hoofdstuk 5, creatieve ontwikkeling
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
PDOMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 7 min

Éléments de cette leçon

Oefentoets hoofdstuk 5, creatieve ontwikkeling

Slide 1 - Diapositive

Wat verstaan we onder creativiteit?
A
De manier hoe je een probleem oplost.
B
Goed kunnen tekenen.
C
De keuze van materiaalgebruik.
D
Kleurrijke kleding dragen.

Slide 2 - Quiz

Wat heeft speelsheid te maken met creativiteit?
A
Als je goed kunt spelen, kun je beter nadenken over oorzaak en gevolgrelaties.
B
Omdat je geen drempels ervaart, durf je meer te experimenteren.
C
Kinderen die speels zijn hebben meer ervaring opgedaan met verschillende materialen.
D
Een speels kind is jonger in gedachten en daardoor creatiever.

Slide 3 - Quiz

Hoe kan het dat jonge kinderen zo creatief zijn?
A
Ze luisteren goed naar de leerkracht wat ze moeten doen.
B
Ze denken vooral in kleuren en vormen.
C
Ze hebben nog geen standaard oplossing of aanpak.
D
Ze hanteren de regels.

Slide 4 - Quiz

Waarmee begin je altijd bij het kopje "lesdoel" in je lesvoorbereidingsformulier?
A
Ik hoop dat....
B
Tijdens de les...
C
Aan het eind van de les...
D
We gaan oefenen met...

Slide 5 - Quiz

Waarmee begin je bijna altijd bij het kopje "eigen leerdoel" in je lesvoorbereidingsformulier?
A
Aan het eind van de les...
B
Ik wil graag leren...
C
De leerlingen moeten...
D
Tijdens de les ...

Slide 6 - Quiz

Wat bedoelen we met beeldende vorming?
A
Beelden en schilderijen maken
B
Vorming bij mensen in het denken van beelden
C
Allemaal mooie beelden maken
D
Het uitdrukken van gevoelens en ervaringen in beeldend werk

Slide 7 - Quiz

Peuters kunnen symbolisch denken.
Dit betekent...
A
ze bedenken vooraf wat ze willen uitbeelden, maken zich daar een voorstelling van.
B
ze weten nog niet wat ze gaan maken en benoemen het achteraf.
C
ze bedenken niet wat ze willen maken
D
ze weten niet hoe het heet wat ze gaan maken

Slide 8 - Quiz

Hoe vergroot je het voorstellingsvermogen van een kleuter?
A
Door hun fantasie als uitgangspunt te nemen voor een activiteit
B
Door voor te doen hoe je een werkstuk moet maken
C
Door niet teveel materiaal klaar te zetten
D
Door voorbeelden te tonen van hoe iets eruit moet komen te zien.

Slide 9 - Quiz

Kinderen kijken naar schilderijen en beelden, luisteren naar muziek, genieten van taal en beweging. Welk begrip past hierbij?
A
inspiratiebronnen
B
beeldende vorming
C
levensbeschouwing
D
kunstbeschouwing

Slide 10 - Quiz

Welke vaardigheden worden ontwikkeld als een kind plezier heeft in muziek en openstaat voor het gevoel in muziek?
A
cognitieve vaardigheid
B
motorische vaardigheid
C
emotionele vaardigheid
D
sociale vaardigheid

Slide 11 - Quiz

Wat is een doel van het vak drama?
A
Het makkelijk uit je hoofd leren van tekst
B
De belichting van het toneel
C
Het geven van inzicht in de opbouw van een rol en een verhaal
D
Het werken met verschillende attributen

Slide 12 - Quiz

Hoe noemen we de greep, die kinderen van 5 tot 7 jaar gebruiken om hun potlood vast te houden?
A
de tanggreep
B
de krabbelgreep
C
de pengreep
D
de vuistgreep

Slide 13 - Quiz

Wat is een koppoter?
A
Een poppetje met een hoofd, een romp en twee benen
B
Een poppetje met een hoofd, twee benen en soms ook met twee armen.
C
Een poppetje met alleen een hoofd en een romp
D
Een poppetje met een hoofd, een romp en twee armen

Slide 14 - Quiz

Samen muziek maken, leren luisteren naar anderen en canon zingen past bij de leeftijd vanaf:
A
4-6 jaar
B
12 - 15 jaar
C
6 - 9 jaar
D
2 - 4 jaar

Slide 15 - Quiz

Samen muziek maken, leren luisteren naar anderen en canon zingen stimuleert de:
A
sociale vaardigheden
B
cognitieve vaardigheden
C
culturele vaardigheden
D
motorische vaardigheden

Slide 16 - Quiz

Dansexpressie houdt in dat je je uitdrukt in dans en hoe je je lijf daarvoor kunt gebruiken.
A
juist
B
onjuist

Slide 17 - Quiz