H4Verwijswoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Goedemorgen!

Ga naar je plek, pak je spullen en wacht tot de les begint.

• Laptop
• Lesboek Nieuw Nederlands
• Schrift 
• Pen

Wat gaan we doen? 

• Lesdoelen
• Instructie H4 Verwijswoorden
• Maken Lesson up en Nieuw Nederlands opdrachten
• Nakijken opdrachten
• Evaluatie les
• Afsluiten

Lesdoelen hoofdstuk 4 Taalverzorging

• Ik kan verwijswoorden op de goede manier gebruiken.

Verwijswoorden

Mij/Mijn/Me

Je/Jou/Jouw

Verwijswoorden

De verwijswoorden me, mij en mijn lijken erg op elkaar. Je kunt ze daarom ook heel gemakkelijk verkeerd gebruiken. 

Dit geldt ook voor de verwijswoorden je, jou en jouw.

Regels mijn/jouw/je

Je gebruikt

mijn  >  als er een bezit achter staat  > Dit is de fiets van mijn zus

jouw > als er een bezit achter staat > Jouw score is hoger.

je > als er een bezit achter staat > Moet hij je baas bellen?

Regels mij/me/jou/je

Je gebruikt:

mij  > als er geen bezit achter staat > Waarom luistert niemand
                                                                              naar mij?

me > als er geen bezit achter staat > Bel je me?

jou > als er geen bezit achter staat > Dit cadeau kreeg ik van jou.

je > als er geen bezit achter staat > Wil je die schoen even
                                                                          aangeven?

OPDRACHT

Geef van de volgende zinnen aan of achter het woord in hoofdletters een bezit staat of niet. 

Voorbeeld:

Deze stiften zijn van MIJ. JOUW stiften liggen daar.

mij: geen bezit erachter

jouw: wel bezit erachter: stiften

Dat woordenboek is niet van JOU.

1. geen bezit erachter
2. wel bezit erachter

Ik heb MIJN bus gemist.

1. geen bezit erachter
2. wel bezit erachter

Vanochtend heb ik ME verslapen.

1. geen bezit erachter
2. wel bezit erachter

Iedereen feliciteerde ME met MIJN verjaardag.

1. me + mijn = geen bezit erachter
2. me = wel bezit erachter mijn = niet
3. me = geen bezit erachter mijn = wel
4. me + mijn = wel bezit erachter

JE mag JOUW toetsenbord wel eens schoonmaken.

1. je + jouw = geen bezit erachter
2. je = wel bezit erachter jouw = niet
3. je = geen bezit erachter jouw = wel
4. je + jouw = wel bezit erachter

MIJN moeder kan net zo lekker koken als die van JOU.

1. mijn + jou = geen bezit erachter
2. mijn = wel bezit erachter jou = niet
3. mijn = geen bezit erachter jou = wel
4. mijn + jou = wel bezit erachter

Dat konijn van ... is het liefste dat ik ooit heb gezien.

1. jou
2. jouw

Gelukkig kan ik altijd op ... rekenen.

1. jou
2. jouw

Wil je ... kleren even opruimen?

1. jou
2. jouw

Is die doos met make-up van ... ?

1. jou
2. jouw

Die laptop die daar staat is van ...

1. mij
2. mijn

Heeft Casper de mail van ... al beantwoord?

1. mij
2. mijn

Huib heeft al ... shirts uit de kast gehaald.

1. me
2. mijn

Huib heeft al ... shirts uit de kast gehaald.

1. me
2. mijn

... hondje heeft een tekenbeet.

1. Me
2. Mijn

Kunt u ... vertellen hoe laat de film begint?

1. me
2. mijn

Ik ben ... sportschoenen vergeten mee te nemen.

1. me
2. mijn

Vul in jou of jouw.

Gelukkig kan ik altijd op .... rekenen.

1. jou
2. jouw

Zelfstandig werken

• Ga verder met opdracht 1, 2 en 3, vanaf bladzijde 148
  
  
• Klaar? Verder met opdracht 4, 5 en 6

Evaluatie

• Wat heb je geleerd deze les?
• Wat ging er goed?
• Wat kan beter?

Tot de volgende les!

Jou huis of jouw huis?

1. jou
2. jouw

jou of jouw? Ik bel jou / jouw morgen even, goed?

1. jou
2. jouw

me of mijn

Ik ben .......... telefoon vergeten

1. me
2. mijn

Is het mij, me of mijn?

Huib heeft al ...... T-shirts uit de kast gehaald?

1. me
2. mijn

me of mijn
Ik vraag me af of jij een voldoende gaat halen.

1. me
2. mijn

Verkleinwoorden

https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-2-verkleinwoorden/

https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-1-verkleinwoorden/

https://www.jufmelis.nl/spelling/verkleinwoorden/verkleinwoorden-2

http://www.nederlandswebsite.nl/verklein1.htm