havo 4 katern 1 herhaling

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Bonjour et     bienvenue!

Aujourd'hui c'est ... (quel jour?)

C'est le ... ... (quelle date?)

Il est ... ... (quelle heure?

havo 4 katern 1

révision 

>de la grammaire

> des phrases clé

>des verbes

adjectifs masculins

adjectifs féminins

Il a acheté une (mooie) voiture

C'est un (hoog) bâtiment

Marie est une fille (Hollands)

Ils ont les yeux (blauw)

La (jonge) fille a 13 ans

Pierre est un (mooie) homme

Mijn moeder heeft blond haar.

Il porte des lunettes (geel)

Dat is een slecht idee.

Ils sont les plus (oud) de la famille

Dat is een erg duur huis.

Les filles sont (sportief)

Dans notre ville il y a un (nieuw) hôtel

Maak deze zin af:
Nous avons les mêmes ...

Maak deze zin af:
Je m'entends très bien avec ...

Maak deze zin af:
Mon grand-père et ma grand-mère ...

vertaal:
Ik ken mijn beste vriend sinds mijn vijfde.

vertaal:
Mijn vriendinnen zijn erg belangrijk voor mij.

ik ben geweest

1. je suis été
2. j'ai été
3. j'ai eu
4. j'ai pu

vous seriez

1. u was
2. jullie zullen zijn
3. men zou zijn
4. u zou zijn

ils auront

1. zij hebben
2. zij zullen hebben
3. zij zouden hebben
4. zij hadden

Ik heb niet kunnen komen.

1. J'ai ne pas pu venir.
2. Je n'ai pas pouvoir venu.
3. Je n'ai pas pu venir.
4. Je n'ai pas pouvoir venir

Zet deze zinnen in de passé composé:
Nous finissons
Vous oubliez

Zet deze zinnen in de passé composé:
Ils attendent
Tu descends

0

Notez tous les ingrédients d'une crêpe que Pierre utilise

Welk excuus geeft Pierre voor het mislukken van zijn pannenkoek?

vertaal:
ils mettront

1. ze zullen zetten
2. ze zetten
3. ze zouden zetten
4. ze hebben gezet

welke tijden?
ils boivent - ils boiront - ils buvaient

1. présent-conditionnel-imparfait
2. futur simple- présent-conditionnel
3. présent-futur simple-imparfait
4. présent-futur simple-conditionnel

Jij nam

1. tu prendras
2. tu prendrais
3. tu prends
4. tu prenais