Les 5. 14.8 Bloeddruk

Welkom
Tas van tafel
Laptop + Binas pakken
Ga in deze Lesson-Up
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Welkom
Tas van tafel
Laptop + Binas pakken
Ga in deze Lesson-Up

Slide 1 - Diapositive

Het bloed in een kransslagader van de mens wordt vergeleken met dat in een kransader wat betreft glucosegehalte en de stroomrichting.

In welk bloedvat is het glucosegehalte het hoogst? In welke richting stroomt dit bloed?
A
Kransslagader, naar het hart toe
B
Kransslagader, van het hart af
C
Kransader, naar het hart toe
D
Kransader, van het hart af

Slide 2 - Quiz

Wanneer zijn zowel de hartkleppen tussen de boezems en de kamers, als de kleppen aan het begin van de grote slagaders open (bij een normaal werkend hart)?
A
Diastole
B
Kamersystole
C
Boezemsystole
D
Nooit

Slide 3 - Quiz

Hartfasen
Diastole: Bloed komt hart binnen via holle aders (rechts) en longader (links) (hartpauze)

Boezemsystole: kamers worden extra gevuld door samentrekken van de boezems

Kamersystole: Bloed wordt weggepompt uit de kamers naar de longslagader (rechts) en de aorta (links)


Slide 4 - Diapositive

Bekijk binastabel 82A. Leg uit waarom een overdosis aan vitamine K kan leiden tot een longembolie

Slide 5 - Question ouverte

Slide 6 - Lien

Doel
Je kunt uitleggen hoe een bloeddrukmeting werkt 

Je weet welke factoren invloed hebben op de bloeddruk

Slide 7 - Diapositive

Bloeddruk = druk die bloed uitoefent op de binnenwand van een bloedvat

Slide 8 - Diapositive

bloeddruk

Slide 9 - Diapositive

Leg uit dat in de slagader die naar een orgaan gaat (bijvoorbeeld je arm) altijd een hogere bloeddruk heerst dan de ader die uit dat orgaan naar het hart loopt (in dit geval dus de armader).

Slide 10 - Question ouverte

Bloeddrukmeting
Hoe werkt het?
Als de lucht vervolgens langzaam uit het manchet ontsnapt, is op een gegeven moment de systolische druk iets hoger dan de manchetdruk en stroomt er weer een beetje bloed door de slagader. Dit hoor je als 'kloppen' door de stethoscoop. Op de bloeddrukmeter is dan de bovendruk af te lezen. Wanneer er meer lucht ontsnapt, is het kloppen op een gegeven moment niet meer te horen. Dat gebeurt, zodra het bloed weer continu door de slagader stroomt en de onderdruk is bereikt.

Slide 11 - Diapositive

Hoe verhoudt de druk in de armslagader zich tot de onderdruk en bovendruk die de arts in de manchet heeft gemeten?
A
De druk in de armslagader is altijd hoger dan de in de manchet gemeten bovendruk.
B
De druk in de armslagader varieert bij elke hartslag tussen de in de manchet gemeten bovendruk en onderdruk.
C
De druk in de armslagader is tijdens het samentrekken van het hart hoger dan de in de manchet gemeten

Slide 12 - Quiz

Bij een proefpersoon wordt op drie verschillende plaatsen de bloeddruk gemeten. De resultaten zijn achtereenvolgens 20, 70 en 150 mmHg.
In de figuur zijn de plaatsen I t/m III aangegeven. Op welke plaatsen is, gezien de bovengenoemde meetresultaten, achtereenvolgens gemeten?
A
I-II-III
B
I-III-II
C
II-I-III
D
II-III-I

Slide 13 - Quiz

Wat heeft invloed op de bloeddruk in bloedvaten?
A
Diameter van het bloedvat
B
Zwaartekracht
C
Rekbaarheid van de wand van het bloedvat
D
De stroomrichting

Slide 14 - Quiz

Bij de mens worden het begin van de longslagader en het begin van de aorta vergeleken met betrekking tot de volgende grootheden:
1) de bloeddruk
2) het aantal rode bloedcellen per mL bloed
3) het koolstofdioxidegehalte van het bloed
4) de hoeveelheid bloed die per minuut door het desbetreffende bloedvat stroomt

Welke van deze grootheden hebben vrijwel dezelfde waarde in het begin van de longslagader en in het begin van de aorta?
A
1 en 3
B
1 en 4
C
2 en 3
D
2 en 4

Slide 15 - Quiz

Beredeneer of de bloeddruk toeneemt of afneemt naarmate je ouder wordt. Leg je antwoord uit.

Slide 16 - Question ouverte

Doel
Je kent de verschillen tussen open/gesloten, enkele/dubbele, embryonale/volwasssen bloedsomlopen.

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Verschil linken aan functie
  • Alle vissen hebben een enkelvoudige bloedsomloop
  • Zoogdieren en vogels een dubbele
  • Reptielen en amfibien iets er tussenin

  1. Welke type  bloedsomloop kan sneller zuurstof en voedingsstoffen vervoeren?
  2. Welke dieren zijn endotherm (warmbloedig)?
  3. Welke dieren gebruiken veel energie voor voortbeweging?
  4. Kun je nu het verschil in anatomie verklaren?




Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Lien

Huiswerk
Vragen 14.8
Toetsvragen 5 t/m 8 van 14.5

Slide 23 - Diapositive