Lezen les 8

1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Welkom en fijn dat je er bent!

  • PLENDA => zorg dat je het zelf invult => zie bord
  • Huiswerk nakijken => teams
  • Opdrachten afmaken en tijd voor vragen/leren
  • Evaluatie les

Slide 2 - Diapositive

PLENDA - TOETS - LEREN
woensdag 21 december 2022
hoofdstuk 3 en 4

LEER DE THEORIE EN CHECK JE SCHRIFT MET AANTEKENINGEN. 

Slide 3 - Diapositive

Na deze les kan ik:
- het verschil opnoemen tussen feiten en meningen, uitleggen 
   wat een argument is en met welk signaalwoord het argument 
   is aangegeven.

- het onderwerp, de hoofdgedachte, de mening van de schrijver,
   het doel en adhv signaalwoorden, het tekstverband aangeven.

Slide 4 - Diapositive

Je kunt een tekstverband herkennen aan een signaalwoord. Bijvoorbeeld: maar = tegenstellend tekstverband
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quiz

Wat is geen tegenstellend tekstverband?
A
maar
B
ook
C
echter
D
daarentegen

Slide 6 - Quiz

Wat is geen tekstverband?
A
tegenstelling
B
opsomming
C
voorbeeld
D
doel

Slide 7 - Quiz

Tekstverband: TEGENSTELLING
A
al met al
B
daar staat tegenover
C
zoals
D
waardoor

Slide 8 - Quiz

Welk signaalwoord past er bij het
tekstverband: OPSOMMING
A
nog steeds
B
alles bij elkaar
C
al met al
D
zoals

Slide 9 - Quiz

Wat is een tekstverband?
A
Een pleister voor een tekst
B
Hetzelfde als een tussenkopje
C
Een signaalwoord
D
Wat zinnen met elkaar te maken hebben

Slide 10 - Quiz


Zoek het tekstverband:
Vroeger hield hij van pasta, maar tegenwoordig houdt hij meer van pizza.n.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
chronologie
D
toelichting

Slide 11 - Quiz

Tekstverbanden, het woord 'maar' hoort bij een .......tekstverband
A
opsommend
B
toelichtend
C
tegenstellend
D
chronologisch

Slide 12 - Quiz

Signaalwoord ’echter’ of 'toch' verwijst naar het tekstverband:
A
opsommend
B
tegenstellend
C
oorzakelijk
D
reden

Slide 13 - Quiz


Zoek het tekstverband:
Hij houdt van pannenkoeken, maar niet van pizza.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
tijdsvolgorde
D
uitleggend

Slide 14 - Quiz

Ik weet wat tekstverbanden en signaalwoorden zijn.
A
Ja
B
Nee
C
Beetje

Slide 15 - Quiz

WEET JE HET NOG?
- Onderwerp waar gaat de tekst over in een paar woorden.
- Hoofdgedachte één zin met belangrijkste over het onderwerp
- Woordraadstrategieën   5 + woordenboek
- Signaalwoorden voegwoorden die een tekstverband aangeven
- Tekstverbanden opsomming, tegenstelling, reden, tijd, ...
- Doel  activeren, adviseren, amuseren, informeren, insprireren, 
                                                                                  instrueren en overtuigen



Slide 16 - Diapositive

Feit, mening en argument
Feit: is te controleren

Mening: is niet te controleren, kan per persoon verschillend zijn.

Argument: uitleg en/of onderbouwing van de mening

Slide 17 - Diapositive

Tekstverbanden en signaalwoorden
1. opsomming       verder, ten eerste/tweede, ook
2. tegenstelling    maar, toch, echter, hoewel
3. reden                    want, omdat, dus, doordat
4. voorwaarde       als, tenzij, mits
5. tijd                          eerst, voordat, daarna, nu

Slide 18 - Diapositive

Stappenplan voor tekstbegrip
1. Kijk naar de tekst: titel, tussenkopjes, bron.
2. Lees globaal => eerste zinnen alinea's.
3. Lees precies => zorg dat je alles begrijpt! 
4. Formuleer de hoofdgedachte.
5. Onderstreep signaalwoorden. 
6. Koppel het tekstverband.

Slide 19 - Diapositive

Na deze les kan ik:
- het verschil opnoemen tussen feiten en meningen, uitleggen 
   wat een argument is en met welk signaalwoord het argument 
   is aangegeven.

- het onderwerp, de hoofdgedachte, de mening van de schrijver,
   het doel en adhv signaalwoorden, het tekstverband aangeven.

Slide 20 - Diapositive

FEIT, MENING + ARGUMENT


Bedenk ALLEMAAL een feit en een mening en bedenk tenminste één argument bij jouw mening. 

Let op: woorden als 'leuk' of 'stom' zijn geen argumenten.
schrijf in je schrift
timer
3:00

Slide 21 - Diapositive

TEKSTVERBAND



- Twee tekstverbanden

- Per tekstverband tenminste 2 signaalwoorden
schrijf in je schrift
timer
2:00

Slide 22 - Diapositive

Evaluatie

  • Wat ging er goed?

  • Wat kan beter?

Slide 23 - Diapositive