Do 24 nov alineaverbanden en signaalwoorden

Lezen blok 2

THEORIE
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3,4

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Lezen blok 2

THEORIE

Slide 1 - Diapositive

Titel
De titel van de tekst staat bovenaan.

Let op: de titel is niet hetzelfde als het onderwerp

Slide 2 - Diapositive

Onderwerp

Het onderwerp is in een paar woorden waar de hele tekst over gaat.

Slide 3 - Diapositive

Hoofdgedachte

De hoofdgedachte is in een hele zin wat de schrijver zegt over het onderwerp.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Slide 6 - Vidéo

Hoofdgedachte / onderwerp

Als ik aan de klas vraag een tekst te schrijven over de tentamens, dan schrijft iedereen over hetzelfde onderwerp.

Toch heeft elke tekst een andere hoofdgedachte, omdat elke schrijver er iets anders over zegt.

Slide 7 - Diapositive

Alinea & Tekstdeel
Een tekst is verdeeld in delen. 
Die kleine delen noem je alinea's. Soms is een aantal alinea's samengevoegd. Dat is dan een tekstdeel.

Een tekst kan bestaan uit tekstdelen. Elk tekstdeel kan bestaan uit meerdere alinea's.

Slide 8 - Diapositive

Tussenkop
Boven een alinea kan een 
vetgedrukte titel staan.

Dat noem je een tussenkop.

Slide 9 - Diapositive

Tekstverband
Alinea's of zinnen kunnen onderling iets met elkaar te maken hebben. Er bestaat een relatie tussen.
Zo'n relatie noem je een verband.

Slide 10 - Diapositive

Tekstverband

Er zijn verschillende tekstverbanden. Om een tekstverband te benoemen moet je signaalwoorden in de tekst herkennen.

Zodra je signaalwoorden herkent, zul je het tekstverband zien en de tekst op die manier beter kunnen analyseren.

Slide 11 - Diapositive

Tekstverband
Er zijn verschillende tekstverbanden:


Slide 12 - Diapositive

Feit, mening, argument

  • Een feit is een uitspraak die gecontroleerd kan worden. Je kunt nagaan of het feit waar is of niet.
  • Een mening is een uitspraak die iemand doet, over wat hij van iets vindt.
  • Een argument is de uitleg waarom iemand die mening heeft.

Slide 13 - Diapositive

Opsomming
Wanneer iemand een aantal dingen achter elkaar opnoemt die met elkaar te maken hebben, dan spreken we van een opsomming.

Slide 14 - Diapositive

Signaalwoorden van vergelijking
Signaalwoorden van tegenstelling
Signaalwoorden van reden
net zo als
maar
daarom
want
in vergelijking met
toch

Slide 15 - Question de remorquage

Signaalwoord voor mening

Signaalwoord voor argument
Mijn opvatting is
want
immers
volgens
men vindt
Omdat

Slide 16 - Question de remorquage

Signaalwoorden 
van voorbeeld
Signaalwoorden 
van tegenstelling
bijvoorbeeld
echter
maar
onder andere
toch
zo
zoals

Slide 17 - Question de remorquage

Signaalwoorden van tegenstelling
Signaalwoorden van opsomming
Signaalwoorden van reden
maar
ook
ten eerste
toch
want
echter
vervolgens
omdat

Slide 18 - Question de remorquage

Signaalwoord voor een standpunt
Signaalwoord voor een argument
Signaalwoord voor ander tekstverband
Toch
Dus
Volgens mij
Want
Immers
Zo
De auteur vindt...
Namelijk

Slide 19 - Question de remorquage

Signaalwoorden 
van voorbeeld
Signaalwoorden 
van voorwaarde
Signaalwoorden van opsomming
Signaalwoorden van samenvatting
Signaalwoorden van oorzaak&gevolg
Signaalwoorden van tegenstelling
Signaalwoorden van tijd
Signaalwoorden van conclusie
dus
vervolgens
echter
omdat
kortom
ten tweede
mits
bijvoorbeeld
als
zoals
al met al
vervolgens
hierdoor
want
maar
daarentegen
ook

Slide 20 - Question de remorquage

Signaalwoord
Geen signaalwoord
 
   ook

   aan

  word

   zo

  door

  slecht

Slide 21 - Question de remorquage



Signaalwoorden van tegenstelling


Signaalwoorden van voorbeeld


Signaalwoorden van opsomming
zo
maar
en
ten eerste
zoals
toch

Slide 22 - Question de remorquage

Slide 23 - Vidéo

Opsomming
Voorbeeld:
Ik heb erg genoten van de spelers, vooral van Franka, Ties, Marjolein en André.

  • Uit hoeveel delen bestaat de opsomming?  -- >  4
  • Wat wordt hier opgesomd?  De spelers van wie ik heb genoten

Slide 24 - Diapositive

Tekstdoel
Een schrijver heeft altijd een doel met zijn tekst:

  • INFORMEREN
  • INSTRUCTIE GEVEN
  • OVERTUIGEN
  • OVERHALEN
  • AMUSEREN

Slide 25 - Diapositive

Tekstsoort
Er zijn veel verschillende tekstsoorten, onder andere:

recensie, recept, nieuwsbericht, advertentie, mop, bijsluiter
reclame, rapport, artikel, interview, menu, uitnodiging, brief

Elke tekstsoort heeft zijn eigen doel. Een reclame is bijvoorbeeld bedoeld om mensen over te halen.

Slide 26 - Diapositive

Huiswerk voor ma 28 nov
Maken opdr. 5,6 en 7

Leren blz. 106 en 107
Tekstopbouw en samenvatten

Slide 27 - Diapositive