Herhalingsles 1 - §3.1 Industrie en samenleving en §3.2 Democratie in Nederland

H3: Burgers en Stoommachines
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

H3: Burgers en Stoommachines

Slide 1 - Diapositive

Tijd van Burgers en Stoommachines:
  • 1800 - 1900
  • Periode: Moderne tijd 

Slide 2 - Diapositive

3.1: Industrie en samenleving:
In deze paragraaf leer je: 
  1. Hoe en waardoor de productie toenam
  2. Wat vanaf 1870 veranderde in de Industrie
  3. Wat veranderde in de samenleving
  4. Wat veranderde in de verhouding tussen werkgevers en werknemers.

Begrippen: industriële revolutie, industrialisatie, moderne tijd, industriële samenleving, vakbonden.

Slide 3 - Diapositive

Tot 1800:
  • Al het werk werd met de hand of met  werktuigen gedaan.
  • Meeste mensen wonen en werken op het platteland

Slide 4 - Diapositive

Na 1800: 
  • Handenarbeid vervangen door productie met machines
  • Stoommachine: gemaakt van ijzer en gestookt met steenkool.
  • Industriële revolutie: Ingrijpende verandering in de productiemethoden, waarbij handenarbeid wordt vervangen door machines.
  • steeds meer fabrieken, steeds sneller werken. 

Slide 5 - Diapositive

Vanaf 1870:
  • Stoommachines vervangen door machines van staal met olie als brandstof.
  • nieuwe industriën: Chemische industrie, voedingsmiddelenindustrie. 

Slide 6 - Diapositive

Veranderingen:
  • Steden krijgen elektrische verlichting
  • 1830: eerste spoorlijn ter wereld tussen Liverpool en Manchester
  • 1839: Eerste Nederlandse spoorlijn tussen Amsterdam en Haarlem.
  • zeilschepen van hout vervangen door stoomschepen van ijzer. 

Slide 7 - Diapositive

Uitvindingen zoals

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Arbeiders in actie:
  • meeste ondernemers waren rijke burgers, de hogere burgerij kreeg steeds meer invloed op de samenleving
  • relatie tussen werkgever en werknemer werd onpersoonlijker.
  • kapitalisme: ondernemers probeerden zoveel mogelijk winst te maken. 

Slide 13 - Diapositive

De industriële samenleving:
  • Het leven van de Europeanen veranderde veel meer dan in de eeuwen daarvoor.
  • Periode van 1800 tot heden (nu) wordt de moderne tijd genoemd. 

Slide 14 - Diapositive

De industriële samenleving:
  • Industriële revolutie heeft grote gevolgen voor de verschillende sectoren van de economie.
  • Steeds meer mensen gaan in de industrie sector werken.
  • door de uitbreiding van handel en transport groeide ook de dienstensector.
  • Nieuwe samenleving: industriële samenleving: de meeste mensen woonden in steden en werken in de industrie en dienstensector. 
  • steden groeiden snel.

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Arbeiders in actie:
  • lonen van de werknemers zo laag mogelijk
  • arbeiders gaan samenwerken om voor zichzelf op te komen en richtten vakbonden op.
  • Vakbonden:
  • onderhandelen over hogere lonen
  • stakingen organiseren 

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

3.2: Democratie in Nederland

Slide 19 - Diapositive

Aan het einde van deze les:
... heb je laten zien dat je je kennis van de vorige les kan toepassen in opdrachten
... kun je uitleggen hoe Nederland vanaf 1815 werd bestuurd
... kun je uitleggen wat er veranderde door de grondwet van 1848.
... kun je uitleggen hoe het kiesrecht in Nederland eruit zag en hoe het werd uitgebreid.

Slide 20 - Diapositive

Is de tekenaar een voor of tegenstander van kapitalisme? Leg je antwoord uit met een bronelement.

Slide 21 - Question ouverte

Het bestuur van Nederland:
  • landen die Napoleon verslagen hadden in 1815 besloten Nederland en België samen te voegen tot het Koninkrijk der Nederlanden
  • Conferentie van Wenen 

Slide 22 - Diapositive

Het bestuur van Nederland
  • constitutionele monarchie met Willem I als koning.
     ( zoon van Stadhouder Willem V)
  • parlement heette de Staten- Generaal en bestond uit de Eerste kamer en Tweede kamer
  • leden van de Provinciale staten kozen de Tweede kamer.
  • het parlement moest nieuwe wetten goedkeuren maar had  verder weinig macht. 

Slide 23 - Diapositive

Het bestuur van Nederland:
  • Koning volgens de grondwet veel macht
  • staatshoofd maar ook leider van de regering
  • regering bestond uit hemzelf en ministers die hem moesten gehoorzamen.
  • koning benoemde en ontsloeg ministers
  • besliste alleen over het leger, de buitenlandse politiek en de kolonies
  • gaf geld uit zonder het parlement te informeren. 

Slide 24 - Diapositive

De grondwet van 1848:
  • De eerste jaren waren de Nederlanders tevreden met dit autoritaire bestuur.
  • Belgen komen in 1830 in opstand en stichtten een onafhankelijke staat. Hele korte oorlog

Slide 25 - Diapositive

De grondwet van 1848:
  • ontevredenheid in Nederland: burgers wilden meer invloed in de politiek.
  • parlement moest gekozen worden door verstandige burgers en moest de regering kunnen controleren.
  • meer vrijheden: godsdienstvrijheid en persvrijheid.
  • liberalisme: politieke stroming die meer vrijheid wil voor de burgers. 

Slide 26 - Diapositive

De grondwet van 1848:
  • In 1840 volgt Willem II zijn vader op, die blijkt jarenlang teveel geld uitgegeven te hebben.
  • parlement eist meer controle op de financiën
  • 1848: protesten in Amsterdam en Den Haag tegen de overheid.
  • Willem II geeft het liberale kamerlid Thorbecke de opdracht een nieuwe grondwet te schrijven. 

Slide 27 - Diapositive

Wat veranderde er met de grondwet van 1848?

Slide 28 - Carte mentale

Uitbreiding van het kiesrecht:
  • parlement werd gekozen door mannen die een goed inkomen hadden, die waren verstandig genoeg om te stemmen,  11% van de Nederlandse mannen had kiesrecht
  • 1887: 25 % van de mannen
  • 1896: 50 % van de mannen
  • 1917: Algemeen kiesrecht voor mannen
  • 1919: Algemeen kiesrecht, ook vrouwen mogen stemmen. 

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

uitbreiding van het kiesrecht:
Met de komst van het algemeen kiesrecht (voor mannen en vrouwen) werd Nederland een parlementaire democratie: bestuurssysteem waarin de regering afhankelijk is van het parlement dat met algemeen kiesrecht is gekozen.

Slide 31 - Diapositive

De tien tijdvakken
Jan Gaat Met Stijn Op Reis, Papa Betaalt Wel Toch?

Slide 32 - Diapositive