Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
3.1 industrie en samenleving
Wat gaat er nu veranderen in de wereld?
Slide 1 - Diapositive
Aan het einde van deze paragraaf kan ik:
Uitleggen welke nieuwe uitvindingen werden gedaan waardoor uiteindelijk de industriële revolutie plaats vond.
Uitleggen hoe de industrialisatie de wereld veranderde en hier voorbeelden bij noemen.
Uitleggen waarom de periode van 1800 tot heden de moderne tijd wordt genoemd
Uitleggen waarom dit tijdvak de periode van burgers en stoommachines wordt genoemd.
Uitleggen wat vakbonden zijn en waarom deze worden opgericht.
Slide 2 - Diapositive
Wat zien we op de afbeelding?
Slide 3 - Carte mentale
De wereld veranderde: uitvindingen
Na 1800 veranderde de wereld: van handenarbeid naar productie met machines.
- Stoommachine
- Stoomtrein
- Elektriciteit
timer
1:00
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Vidéo
Waterrad
Spinning Jenny
Schietspoel
twee keer zo snel weven. Eén rukje aan dit touw en die spoel die schoot tussen de draden door van de ene naar de andere kant.
Met deze spinmachine kan je niet één maar acht draden tegelijk spinnen
Machines worden aangedreven door waterkracht
Slide 6 - Question de remorquage
Industriële revolutie
Mensen gingen bij de fabrieken wonen:
- er ontstonden steden
- Bloeiende industrieën: textielindustrie
- Philips
Slide 7 - Diapositive
Philips? Waar ken je dat nu nog van?
Slide 8 - Carte mentale
Industriële samenleving
Steeds meer mensen werken in de industrie in plaats van in de landbouw. Ook de dienstensector groeit.
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Vidéo
In de industriële samenleving woonde meer dan de helft van de mensen in de stad.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 11 - Quiz
In de industriële samenleving werkte een klein deel van de bevolking in de industrie en dienstensector
A
Juist
B
Onjuist
Slide 12 - Quiz
Slide 13 - Vidéo
Leg uit waarom het leven in de fabrieken zwaar is.
Slide 14 - Carte mentale
Waarom verenigen de arbeiders zich in vakbonden?
Slide 15 - Carte mentale
3.2 democratie in Nederland
Slide 16 - Diapositive
Wat zie je op de afbeelding?
Slide 17 - Carte mentale
Het bestuur van Nederland
Nederland wordt samengevoegd met België nadat Napoleon is verslagen. Willem I wordt de koning
Hij mag niet alleen besturen
Staten generaal: eerste en tweede kamer
Eerste kamer werd gekozen door de koning
Tweede kamer wordt gekozen door provinciale staten en deze weer door edelen en regenten.
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Vidéo
Wanneer hoort Belgie bij Nederland
A
1800
B
1810
C
1815
D
1820
Slide 20 - Quiz
Koning willem I heeft veel macht en het volk weinig
A
Juist
B
Onjuist
Slide 21 - Quiz
Waarom trekt Willem I zich niet veel aan van het volk?
Slide 22 - Carte mentale
Waarom komt België in Opstand?
Slide 23 - Carte mentale
3.2: terugblik
- Hoe werd Nederland bestuurd?
- België wordt onafhankelijk
Slide 24 - Diapositive
Eerste kamer
Koning
Ministers
Provinciale staten
Tweede kamer
Slide 25 - Question de remorquage
Waarom trekt Willem I zich niet veel aan van het volk?
Slide 26 - Carte mentale
Waarom komt België in Opstand?
Slide 27 - Carte mentale
Burgers willen meer macht
Ook in Nederland!
Slide 28 - Diapositive
Liberalen
Burgers willen meer invloed op de politiek
Verstandige burgers moeten regering controleren
Godsdienstvrijheid, persvrijheid
Moet een nieuwe grondwet komen (1848)
Thorbecke
Slide 29 - Diapositive
Waarom wil Willem II nu de grondwet wel veranderen?
Slide 30 - Carte mentale
Nieuwe grondwet (1848)
Nederland een parlementair stelsel
Parlement de hoogste macht
Koning staatshoofd maar geen leider van de regering.
Tweede kamer gekozen
Uitbreiding kiesrecht
Slide 31 - Diapositive
A
B
C
D
Godsdienstvrijheid
Persvrijheid
Vrijheid van vergadering
Vrijheid van vereniging
Slide 32 - Question de remorquage
Slide 33 - Vidéo
Wanneer is de eerste grondwet opgesteld?
A
1814
B
1848
C
1917
Slide 34 - Quiz
Wanneer er een voorstel voor een wijziging van de Grondwet wordt ingediend, moet een meerderheid in het parlement daar mee instemmen. Hoe groot moet die meerderheid zijn?
A
2/3 meerderheid
B
4/5 meerderheid
C
1/2 + 1 meerderheid
Slide 35 - Quiz
Wat zou er volgens jou in een grondwet moeten staan?
Slide 36 - Carte mentale
Opdracht
Maak je eigen grondwet!
Minimaal 10 grondwetten
Leg kort per wet uit waarom deze voor Nederland belangrijk is. Deze uitleg doe je op de achterkant van je papier.
Zorg dat het er echt uitziet als een grondwet!
Inleveren 30 maart (in de les)
Slide 37 - Diapositive
Waarom moesten kinderen werken in de fabriek?
Slide 38 - Carte mentale
3.1 terugblik
Slide 39 - Diapositive
in
maakte arbeiders producten met
die steenkool gebruikte als
stoommachines
fabrieken
grondstoffen
Slide 40 - Question de remorquage
Werkboek
3.1 industrie en samenleving: opdracht 1 tot en met 5