Les 4 - Hoofdstuk 2 fictie: setting, sfeer, vertelvolgorde, verteltempo en spanning

Welkom ATL4D!
  • We zorgen voor een veilige leeromgeving
  • We laten elkaar uitpraten
  • We laten elkaar en elkaars spullen met rust
  • We letten op ons taalgebruik
  • Spullen compleet
Voordat de timer afgaat..
timer
3:00
- Jas uit en tas van tafel
- Spullen compleet 
- Telefoon in tas 
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Welkom ATL4D!
  • We zorgen voor een veilige leeromgeving
  • We laten elkaar uitpraten
  • We laten elkaar en elkaars spullen met rust
  • We letten op ons taalgebruik
  • Spullen compleet
Voordat de timer afgaat..
timer
3:00
- Jas uit en tas van tafel
- Spullen compleet 
- Telefoon in tas 

Slide 1 - Diapositive

Lesindeling
- Lesdoel
- Fictie 2/3
- Begrippen koppelen aan boek OF lezen
- Afsluiten

Slide 2 - Diapositive

Aan het einde van de les... 
... kun je uitleggen wat voor sfeer jouw boek heeft 

... kun je uitleggen wat voor verschillende tijd een boek kan bevatten

Slide 3 - Diapositive

Wat is de setting van een boek?

Slide 4 - Carte mentale

Setting
'Vibe' van het boek

1. Tijd 
- Noemen van jaartal
- Voorkomen van historische figuren/gebeurtenissen 
- Tijdloos: voor alle mensen van alle tijd

Slide 5 - Diapositive

Setting
'Vibe' van het boek

1. Ruimte
- Alles wat te maken heeft met plaatsen 
- Binnen, buiten, kamer, kast, bestaat of niet bestaand
- Weer, geuren, seizoen 

Slide 6 - Diapositive

Hoe bepalen tijd en ruimte het sfeer van het verhaal?

Slide 7 - Carte mentale

Tijd en ruimte            sfeer
Voorbeeld 1: 
- Verhaal speelt zich af in 2022 en vindt plaats in Nederland. Veelvoorkomende ruimtes zijn een 'normaal' huis, school en het winkelcentrum. Het boek speelt zich af in de zomer. 

Voorbeeld 2: 
- Verhaal speelt zich af in 1939. Het verhaal vindt plaats in Europa. Het is oorlog en vaak donker en koud. Een voorkomend persoon is Anne Frank. 

Slide 8 - Diapositive

Wat is 'chronologisch'?

Slide 9 - Carte mentale

Tijden
1. Chronologische volgorde 

Het verhaal wordt verteld in de volgorde waarin ze gebeurd zijn. 
- Terugverwijzing

Een personage verwijst (kort) naar iets wat eerder gebeurde. 

- Vooruitwijzing

Een mededeling over iets wat later gaat gebeuren (gedachte van een persoon)
2. Niet-chronologische volgorde

Het verhaal wordt verteld in een andere volgorde dan waarin ze gebeurd zijn
Flashbacks

Verhaal wordt onderbroken en gaat terug naar het 'verleden'. Dit is een langer stuk dan slechts een terugverwijzing!

Slide 10 - Diapositive

Bij een verhaal in chronologische volgorden maakt de schrijver gebruik van flashbacks
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz

Wat wordt er bedoeld met een flashback in een verhaal?
A
een korte terugblik
B
de schrijver neemt je terug in het verhaal
C
verwijzing naar het verleden
D
een lampje die terug schijnt

Slide 12 - Quiz

Wat wordt er bedoeld met de setting?
A
Chronologische volgorde
B
Tijd en ruimte
C
Sfeer
D
Flashbacks

Slide 13 - Quiz

Wat wordt bedoeld met ruimte?
A
Sfeer
B
Het noemen van een jaartal
C
Weer, geluiden en geuren
D
Het voorkomen van historische figuren

Slide 14 - Quiz

Wat is de functie van een vooruitverwijzing?
A
Je krijgt een vermoeden over het vervolg.
B
Je krijgt meer informatie over een personage.
C
Je komt iets te weten uit het verleden, waardoor je het heden beter begrijpt.
D
Je weet als lezer al iets over de afloop van het verhaal.

Slide 15 - Quiz

Wanneer spreek je van chronologische volgorde?
A
Als een verhaal flashbacks bevat
B
Als een verhaal zich in het verleden afspeelt
C
Als een verhaal een normaal tijdsverloop heeft
D
Als een verhaal zich in de toekomst afspeelt

Slide 16 - Quiz

Zelfstandig werken
Wat
1. Koppel de begrippen uit de les aan jouw boek
2. Boek lezen 
3. Blz. 70 opdracht 1 en 3
Hoe
Leesboek / boek + schrift
Hulp
Klasgenoot
Tijd
25 minuten
Klaar?
Kiezen uit bovenstaande opties

Slide 17 - Diapositive