HV2 Grammar unit 5

Grammar Unit 5
Oefenen
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Grammar Unit 5
Oefenen

Slide 1 - Diapositive

Future
De toekomst

Slide 2 - Diapositive

Welke vier tijden worden er gebruikt voor de Future?

Slide 3 - Question ouverte

Wanneer gebruik je de Present Simple vorm voor de Future?
A
Wanneer dingen volgens schema gaan gebeuren
B
Wanneer dingen gepland zijn en vrijwel zeker gaan gebeuren
C
Als er een plan is gemaakt voor het gesprek
D
Bij voorspellingen die zijn gebaseerd op een aanwijzing

Slide 4 - Quiz

Wanneer gebruik je de Present Continuous vorm voor de Future?
A
Bij voorspellingen die zijn gebaseerd op een aanwijzing
B
Wanneer dingen volgens schema gaan gebeuren
C
Wanneer dingen gepland zijn en vrijwel zeker gaan gebeuren
D
Bij feiten

Slide 5 - Quiz

Wanneer gebruik je de to be going to vorm voor de Future?

(LET OP: Er zijn twee antwoorden goed)
A
Als het plan er al was vóór het gesprek.
B
Bij onzekerheid over de toekomst
C
Bij een voorspelling gebaseerd op een mening
D
Bij een voorspelling gebaseerd op een aanwijzing

Slide 6 - Quiz

Noem de vijf redenen wanneer je de will/shall vorm gebruikt voor de Future.

Slide 7 - Question ouverte

Wanneer gebruik je shall?

Slide 8 - Question ouverte

Maak vijf Engelse zinnen in de Future-vorm.

Zorg dat je bij elke zin een andere tijd gebruikt, dus bij de eerste zin gebruik je de Present simple, bij de tweede zin gebruik je de Present continuous, etc.

Slide 9 - Question ouverte

Ik begrijp de grammatica van de Future en kan deze goed toepassen
😒🙁😐🙂😃

Slide 10 - Sondage

If-sentences
If-zinnen

Slide 11 - Diapositive

Vervang de juiste tijden voor de nummers.

Een if-zin bestaat uit twee delen. In de if-zin gebruik je de __(1)__ en in de hoofdzin gebruik je __(2)__

Slide 12 - Question ouverte

Verzin een waarschijnlijk gevolg voor de volgende zin. Gebruik de juiste tijd.

If you spill your milk,

Slide 13 - Question ouverte

Verzin een waarschijnlijk gevolg voor de volgende zin. Gebruik de juiste tijd.

If you study hard,

Slide 14 - Question ouverte

Verzin een waarschijnlijk gevolg voor de volgende zin. Gebruik de juiste tijd.

If we don't tell her,

Slide 15 - Question ouverte

Verzin een voorwaarde voor de volgende zin. Gebruik de juiste tijd.

..., you will ruin the carpet.

Slide 16 - Question ouverte

Verzin een voorwaarde voor de volgende zin. Gebruik de juiste tijd.

..., you will lose your phone.

Slide 17 - Question ouverte

Maak nu zelf twee if-zinnen. Zorg dat je de goede tijden gebruikt

Slide 18 - Question ouverte

Ik begrijp de grammatica van de if-sentences en kan deze goed toepassen
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Sondage

Adjectives and adverbs
Bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden

Slide 20 - Diapositive

Maak de zin af:
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over......

Slide 21 - Question ouverte

Maak zelf drie zinnen waarin je een adjective verwerkt.

Slide 22 - Question ouverte

Een adverb kan iets zeggen over...
(noem de vier dingen)

Slide 23 - Question ouverte

Maak vier zinnen waarin je adverbs gebruikt. In elke zin gebruik je een van de dingen waar een adverb iets over kan zeggen. In elke zin gebruik je een andere.

Slide 24 - Question ouverte

Ik begrijp de grammatica van de adjectives en adverbs en kan deze goed toepassen
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Sondage