§3.2 en 3.3

Hfd 3 reacties
1 / 53
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 53 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Hfd 3 reacties

Slide 1 - Diapositive

omrekenen
  • Bereken hoeveel mL 2,56 L is. 
  • Bereken hoeveel ton 24 kg is. 
  • Bereken hoeveel cm3 37 L is. 
  • Bereken hoeveel mg 7,5 g is. 

Slide 2 - Diapositive

De ADI-waarde  voor Sn is 2mg/kg. Wat betekent het begrip ADI-waarde? 
  • ADI-waarde is de aanvaardbare dagelijke inname van een bepaalde stof.
  • Over welke metaal gaat het?
  • Sn = tin
  • Jan weegt 80kg hij heeft een drankje waarin 38,6mg/L Sn is opgelost. Hij drinkt  1,3L. Is dit giftig?

Slide 3 - Diapositive

Teken een oplossing van ammoniak (NH3) in water. Teken minimaal drie moleculen water en twee moleculen ammoniak.

Slide 4 - Diapositive



a) destilleren
b) filtreren
c) indampen
d) extraheren
e) adsorberen


  • a) Verschil in kookpunt
  • b) Verschil in deeltjesgroote
  • c) Verschil in vluchtigheid
  • d) Verschil in oplosbaarheid
  • e) Verschil in aanhechtingsvermogen
Geef voor elke scheidingsmethode aan op welk verschil in stofeigenschappen ze berusten.

Slide 5 - Diapositive

Kenmerken chemische reacties
  • Beginstoffen > reactieproducten: dus de stofeigenschappen veranderen
  • Totale massa beginstoffen = totale massa reactieproducten (wet van Lavoisier)
  • Stoffen reageren en ontstaan in een vaste massaverhouding
  • Minimale energie (temperatuur) nodig: Reactietemperatuur
  • Energie-effect

Slide 6 - Diapositive

Ontledingsreacties
1 beginstof, meerdere reactieproducten. 

Voorbeelden:
  •  Thermolyse
  •  Elektrolyse
  •  Fotolyse

Slide 7 - Diapositive

Thermolyse
  • Ontleding dmv warmte.

  • suiker (s) -> koolstof (s) + water (g) + gassen (g)

Slide 8 - Diapositive

Elektrolyse van water
  • Ontleding dmv elektriciteit. 
  • Water (l) -> Waterstof (g) + Zuurstof (g)

Slide 9 - Diapositive

Fotolyse
  • Ontleding dmv licht. 
  • Zilverchloride (s) -> Zilver (s) + Chloor (g)

Slide 10 - Diapositive

Een atoom is opgebouwd uit moleculen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quiz

Welke processen zijn chemische reacties?
A
Aardgas verbranden
B
Zeewater koken
C
Koffie zetten
D
Cake bakken

Slide 12 - Quiz

Een zuivere stof bestaat uit
A
één soort moleculen
B
meerdere soorten moleculen
C
een soort atomen

Slide 13 - Quiz

Een mengsel bestaat uit:
A
één soort moleculen
B
meerdere soorten moleculen
C
niet uit moleculen

Slide 14 - Quiz

CO₂ heet ook wel...
A
Koolstof-mono-oxide
B
Koolstof-di-oxide
C
dikoolstofdioxide
D
Koolzuurstof

Slide 15 - Quiz

Roesten van een oude fiets is een ...
A
Fase-overgang
B
Chemische reactie
C
Vorming van een mengsel
D
Scheiding van een mengsel

Slide 16 - Quiz

een ontleding is een....
A
reactie met zuurstof
B
reactie waarbij altijd energie nodig is
C
reactie waarbij uit meerdere stoffen één stof wordt gemaakt
D
reactie waarbij uit één stof meerdere stoffen worden gemaakt

Slide 17 - Quiz

soorten ontledingen zijn
A
thermolyse, elektrolyse, fotolyse
B
elektrolyse, analyse, hydrolyse
C
fotolyse, thermolyse, kinelyse
D
thermolyse, luminyse, elektrolyse

Slide 18 - Quiz

1. branden van een kaars
A
Chemische reactie
B
Geen chemische reactie

Slide 19 - Quiz

2. Branden van een lamp
A
Chemische reactie
B
Geen chemische reactie

Slide 20 - Quiz

3.Oplossen van suiker
A
Chemische reactie
B
Geen chemische reactie

Slide 21 - Quiz

6. Voedselbederf
A
Chemische reactie
B
Geen chemische reactie

Slide 22 - Quiz

8. Roesten van ijzer
A
Chemische reactie
B
Geen chemische reactie

Slide 23 - Quiz

10. Aardappelen koken
A
Chemische reactie
B
Geen chemische reactie

Slide 24 - Quiz

Verbranding
  • Chemische reactie tussen brandstof en zuurstof.
  • Verbranding gaat vaak niet spontaan, maar pas als de temperatuur boven de ontbrandingstemperatuur komt.
  • Reactie gaat door als je stopt met verhitten.

  • Moleculen veranderen blijvend.


Reactieschema:
Brandstof + zuurstof --> verbrandingsproduct(en)

Slide 25 - Diapositive

Reactiesnelheid
Wat bepaalt de snelheid van een reactie?
  • Soort stof (de ene stof reageert sneller dan de ander)
  • Verdelingsgraad hoe groter hoe sneller de reactie (poeder > brok) want opp. is groter.
  • Temperatuur van het reactiemengsel
  • Concentratie beginstoffen (bv hoeveel g/L)
  • Aanwezigheid van een katalysator
verdelingsgraad
concentratie

Slide 26 - Diapositive

Wet van behoud van massa= wet van Lavoisier
massa gaat nooit verloren
(het kan hooguit zijn dat je de massa niet meer kunt meten omdat een gasvormige stof ontsnapt)

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Reactieschema
  • De reactie tussen koolstof en zuurstof ontstaat koolstofdioxide. 
  • Geef een reactieschema.

  • koolstof (s) +   zuurstof (g) --> koolstofdioxide (g)

Slide 29 - Diapositive

Geef het reactieschema van de ontleding van keukenzout, waarbij natrium en chloorgas ontstaan


  • natriumchloride (s) --> natrium (s) + chloorgas(g)

Slide 30 - Diapositive

Geef het reactieschema van de ontleding van water.


  • water --> waterstof (g) + zuurstof (g)

Slide 31 - Diapositive

Geef het reactieschema van de verbranding van ethaangas
  • ethaan (g) + zuurstof (g) --> koolstofdioxide + water

Slide 32 - Diapositive

Bij de reactie tussen vast magnesium en vloeibaar zoutzuur ontstaat opgelost magnesiumchloride en waterstofgas. Geef de het reactieschema.
  • magnesium (s) + zoutzuur (l) --> magnesiumchloride(l) + waterstof(g)
  • Geef de reactie vergelijking
  • Mg(s) + 2HCl(aq) -> MgCl₂(aq) + H₂(g) 

Slide 33 - Diapositive

Overmaat
  • Je kunt op basis van de massaverhoudingen van een reactie berekenen
    hoeveel van een stof ontstaat of verdwijnt.

  • Wanneer reagerende stoffen niet in de juiste verhouding bij elkaar gedaan worden, kun jij berekenen welke van de stoffen in overmaat aanwezig is, en hoeveel.

Slide 34 - Diapositive

Voorbeeld overmaat 
  • De verhouding tussen ijzer en zwavel is 7 : 4.
  • Je hebt 40 gram ijzer en 20 gram zwavel.
  • Voor 40 gram ijzer heb je: 40 x 4 : 7 = 22,9 gram zwavel nodig.
  • Je hebt maar 20 gram zwavel dus te weinig zwavel.
  • Dit houdt in dat ijzer in overmaat is. 

Slide 35 - Diapositive

Endotherm: je moet energie toevoeren (elektrolyse van water)

Exotherm: er komt energie vrij (verbranding)

Slide 36 - Diapositive

methaan = CH₄
1x het C atoom 
4x het H atoom

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive

Molecuulformules van elementen
  • HClIFBrON
  • Claartje Fietst Nooit In Haar OnderBroek
  • Deze elementen bestaan altijd uit twee dezelfde atomen.

Slide 40 - Diapositive

Wat betekenen de notaties:
3C₆H₁₂O₆
4NH₃
2C₆H₅NO₂

Slide 41 - Diapositive

Teken de structuurformules
C₆H₁₂O₆
2NH₃
C₆H₅NO₂

Slide 42 - Diapositive

Is de faseovergang van gas naar vloeistof een exotherm of endotherm proces?
A
exotherm
B
endotherm

Slide 43 - Quiz

IJzer reageert met zuurstof is dat een exotherm of endotherm proces?
A
exotherm
B
endotherm

Slide 44 - Quiz

Reactie vergelijkingen opstellen
  • Bij de reactie tussen chroom en chloor ontstaat chroomchloride (CrCl₃(s)). Geef de reactievergelijking. 
  • Stap 1: chroom (vast) + chloor (gas) → chroomchloride (vast) 
  • chroom is een element (niet-ontleedbare stof) en het is een metaal. De formule van de stof chroom is dus Cr(s). 
  • chloor is ook een niet-ontleedbare stof en het is een gas. Bovendien is chloor een uitzondering, 
  • “omdat er een tweetje bijmoet” 2. De formule van de stof chloor is dus Cl₂(g). 
  • chroomchloride is gegeven: CrCl₃(s) 
  • Stap 2: Cr(s) + Cl₂(g) → CrCl₃(s) 
  •  Stap 3: 2 Cr(s) + 3 Cl₂(g) → 2CrCl₃(s)

Slide 45 - Diapositive

Geef de vormingsreactie van Kalium met broom.

  • …K(s) + …Br₂(l) → …KBr(s)

Slide 46 - Diapositive

Als je natrium verbrand onstaat er di-natriumoxide. Geef de reactievergelijking.


  • …Na(s) + …O₂(g) → …Na₂O(s)

Slide 47 - Diapositive

Geef de vormingsreactie van stikstof met waterstof. Er ontstaat Amoniak


  • …N₂(g) + …H₂(g) → …NH₃(g)

Slide 48 - Diapositive

Kaliumchloortrioxide wordt ontleed tot kaliumchoride en zuurstof. Geef deze reactie.



  • …KClO₃(s) → …KCl(s) + …O₂(g) 

Slide 49 - Diapositive

Geef de vormingsreactie van fosfor met chloor. Het reactieproduct is fosfortrichloride.




  • …P(s) + …Cl₂(g) → …PCl₃(s) 

Slide 50 - Diapositive

zwaveldioxide reageert met zuurstof en er ontstaat zwaveltrioxide. Geef deze reactie.




  • …SO₂(g) + …O₂(g) → …SO₃(g)

Slide 51 - Diapositive

Geef de reactievergelijking van de verbranding van propaan.
…C₃H₈(g) + …O₂(g) → …CO₂(g) + …H₂O(g) 

Slide 52 - Diapositive

Huiswerk
Leren §3.2 en §3.3

Slide 53 - Diapositive