5.3: Oren, ogen en neus

• NT2
• Middelbare school
• vmbo lwoo
• Leerjaar 1

5.3: oren, ogen, neus

Aan het einde van de les ken jij alle delen van je gezicht. 

wat gaan we doen?

Herhaling

Uitleg

Taalcompleet boek + laptop

Afsluiten

Ik heb pijn aan mijn hoofd.

1. 
2. 

Is dit een arm?

1. Ja, dit is een arm.
2. Nee, dit is geen arm.

arm

buik

oog

mond

wang

Wat hoort bij het gezicht, wat hoort verder bij het lichaam?

het gezicht

• voorkant van je gezicht
• met neus, mond, ogen 
• het gezicht - de gezichten
• zin: Zij heeft een blij gezicht.
• zin: Haar gezicht staat verdrietig.

de lip 

• elk van de randen rond de ingang van je mond
• Zin: Mijn lip is droog door het koude weer.
• Zin: De lip van mijn klasgenoot is dik en blauw omdat hij gisteren gevochten heeft. 

de tand

de kin

het oog

• twee ronden dingen in je gezicht
• je kijkt er mee 
• het oog - de ogen
• zin: Zij heeft bruine ogen.
• zin: Hij heeft iets in zijn oog.

de neus

• met je neus kun je ruiken
•  de neus -  de neuzen
• zin: De man heeft een kleine neus.
• zin: Als Pinokkio liegt, groeit zijn neus.

Welke delen van het gezicht ken je?

Schrijf het woord.

2. Schrijf

3. Schrijf

4. Schrijf het woord.

5. Schrijf

Aan het werk!

1. Lees de tekst.

2. Beantwoord de vragen. 

3. Geef je werk aan de docent.