Dag 4

• ISK
• Middelbare school
• vmbo lwoo
• Leerjaar 1

Woorden

Thema 10:  Uiterlijk

het gezicht

• voorkant van je gezicht
• met neus, mond, ogen 
• het gezicht - de gezichten
• zin: Zij heeft een blij gezicht.
• zin: Haar gezicht staat verdrietig.

geel

• lichte kleur
• kleur van citroen 
• zin: Een banaan is geel.
• zin: Ik hou van gele bloemen.

groen

• kleur van gras 
• zin: De bomen worden weer groen.
• zin: Ik heb vandaag een groene broek aan.

het haar

• dunne draden op je lichaam
• op je hoofd, armen, benen
• dieren
• het haar - de haren 
• zin: Hij gaat naar de kapper om zijn haar kort te laten knippen.

de hand

• deel van je lichaam
• einde van je arm
• vijf vingers 
• 'high five'
• de hand - de handen
• zin: Ik geef jou een hand.

de helft

• 50 % van alles 
• de helft - de helften
• zin: Ik geef de helft van mijn eten weg.
• zin: Ik heb de helft van de opdrachten af.

Zij heeft een blij gezicht.

Ik hou van gele bloemen.

De bomen worden weer groen.

Hij gaat naar de kapper om zijn haar kort te laten knippen.

Ik geef jou een hand.

Ik heb de helft van de opdrachten af.

Welke kleur is dit?

4

1. geen
2. geel
3. groen
4. gel

4

Wat hoort bij elkaar?

de helft

Wat is goed?

4

1. Ik schrijft met mijn hand.
2. Wij schrijven met een hand.
3. Zij schrijft met hand.
4. Schrijft met hand.

4

Wat is er groen?

Mijn hoofd
heeft een .............

4

1. mont
2. gezicht
3. nues
4. hand

Maak een zin met:
hij en duimen

4

Maak een zin met het woord 'hand'.

Wat is allemaal groen?

Zoek een afbeelding van iemand met gek haar.

Maak een zin met het woord 'gezicht'.