1.4 Modern imperialisme

De Canon van Nederland
1860 Max Havelaar
Onrecht in Nederlands-Indië

  • Door wie is het boek Max Havelaar geschreven?
  • Waarom schreef hij dit boek over de situatie in de kolonie Nederlands-Indië?
  • Wat heeft Multatuli met zijn boek bereikt?
  • Wie kent het Max Havelaar keurmerk?

1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

De Canon van Nederland
1860 Max Havelaar
Onrecht in Nederlands-Indië

  • Door wie is het boek Max Havelaar geschreven?
  • Waarom schreef hij dit boek over de situatie in de kolonie Nederlands-Indië?
  • Wat heeft Multatuli met zijn boek bereikt?
  • Wie kent het Max Havelaar keurmerk?

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Paragraaf 4 Modern imperialisme

Slide 3 - Diapositive

Leerdoelen
- De leerling kan uitleggen dat toegang tot grondstoffen en afzetmarkten belangrijke aspecten waren van het modern imperialisme.
- De leerling kan verschillende Europese landen koppelen aan het modern imperialisme.
- De leerling kan gevolgen van het modern imperialisme noemen voor zowel Europa als de Europese kolonies.

Slide 4 - Diapositive

Ontstaan industrialisatie in Europa

Slide 5 - Diapositive

Welke grondstoffen zijn belangrijk
voor de industrialisatie in Europa?

Slide 6 - Carte mentale

Welke grondstoffen zijn belangrijk voor de industrialisatie in Europa?

Slide 7 - Question ouverte

Rubber
IJzererts

Slide 8 - Diapositive

Waarom breidde de industrialisatie zich heel snel uit langs de rivieren van Europa?

Slide 9 - Question ouverte

Slide 10 - Diapositive

Vul de zin aan.
Het arbeidersbestaan bleef toch nog zeer zwaar en de fabriekseigenaren hadden vrij spel, omdat ...
A
fabriekseigenaren zo belangrijk waren voor de cultuur.
B
fabriekseigenaren zo belangrijk waren voor de economie.
C
fabriekseigenaren zo belangrijk waren voor de natuur.
D
fabriekseigenaren zo belangrijk waren voor het sociale leven.

Slide 11 - Quiz

Wat is geen slechte werkomstandigheid van de fabrieksarbeiders?
A
Gevaarlijke en luidruchtige fabriekshallen
B
Lange werkdagen voor weinig loon
C
De reistijd naar fabrieken was vaak lang
D
Je kon gemakkelijk op staande voet ontslagen worden

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Diapositive

Noem één van de landen die het snelst industrialiseerde op het Europese vasteland.
A
Groot-Brittannië
B
Nederland
C
België
D
Rusland

Slide 14 - Quiz

Grondstoffen
Problemen in de vlug geïndustrialiseerde landen zoals Engeland, België en Frankrijk:

1: Met de groei van de bevolking en industrie nam ook de vraag naar meer grondstoffen zoals jute, goud, olie en rubber toe. Deze producten waren in Europa nauwelijks te vinden. 
2: De fabrikanten wilden meer spullen verkopen aan mensen met geld. In het eigen land waren er te weinig mensen die genoeg geld hadden om de fabrieksproducten te kopen. Ze zochten een afzetmarkt.

Oplossing?
De geïndustrialiseerde landen moesten over de eigen grenzen op zoek naar nieuwe klanten en meer grondstoffen. 


Slide 15 - Diapositive

Modern Imperialisme = Proces waarbij landen hun macht in andere delen van de wereld uitbreiden voor hun eigen economische en politieke gewin.

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Congo onder koning Leopold II van België
 Kolonie Nederlands-Indië, o.l.v. Willem I. Hier werd het cultuurstelsel ingevoerd. Dit stelsel hield in dat de hele bevolking 20% van de grond voor de Nederlandsche Handel-Maatschappij moet verbouwen.

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Test jezelf

Slide 22 - Diapositive

Leg uit wat het (modern) imperialisme is.

Slide 23 - Question ouverte

Leg uit wat het verschil tussen kolonialisme en modern imperialisme is.

Slide 24 - Question ouverte

Noem de economische, politieke en culturele oorzaken van het moderne imperialisme.

Slide 25 - Question ouverte

Noem de economische, politieke en culturele gevolgen van het modern imperialisme.

Slide 26 - Question ouverte