Hoofdstuk 10.5 Druk B4 les 5

1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

 10 Krachten
Benodigheden
- laptop
- Binas
- Rekenmachine 


Tassen op de grond
Telefoons in de zakkie

Welkom Basis 4!
Ga zitten en start met:

Ga verder met de examensite opdrachten. 




Jas over je stoel

Slide 2 - Diapositive

We gaan starten!
                                                                                               Wachttijd:
stopwatch
00:00

Slide 3 - Diapositive

H10 Werktuigen CE
Introductie
§10.1 Krachten
§ 10.2 Krachten meten
§ 10.3 Hefbomen
§ 10.4 Katrollen en takels

§ 10.5 Druk

Slide 4 - Diapositive

Lesprogramma
  1. Huiswerk controle
  2. Terugblik
  3. Leerdoelen
  4. Instructie (uitleg)
  5. Afsluiting 
  6. Huiswerk
  7. Nabespreking

Slide 5 - Diapositive

Huiswerkcontrole
Maak opdrachten op de examensite

Slide 6 - Diapositive

Over welke opgaven van
het huiswerk zijn er vragen?

Slide 7 - Carte mentale

Terugblik
  1. Je kunt het verschil tussen een vaste katrol en een losse katrol beschrijven.
  2. Je kunt vaste en losse katrollen herkennen in toepassingen.
  3. Je kunt uitleggen hoe de kracht bij een takel wordt verminderd.
  4. Je kunt berekenen hoeveel touw je bij een takel moet inhalen.

Slide 8 - Diapositive

Bij welke tang is de kracht op het ijzerdraad het kleinst


A
B
C

Slide 9 - Quiz

In de figuur wordt een kist van 150 kg omhoog
gehesen met behulp van een aantal katrollen.
Hoe groot is de benodigde trekkracht
op het touw?





Slide 10 - Question ouverte

Hiernaast zie je een takel.

Sleep de juiste namen naar de katrollen.
losse katrol
vaste katrol

Slide 11 - Question de remorquage

Bij de takel op het plaatje wordt 5 m touw ingehaald.
Hoeveel meter gaat de last dan omhoog?

Slide 12 - Question ouverte

Aan de takel een last van 83 kg.
Hoeveel kracht moet je op het touw uitoefenen om de last te dragen?

Slide 13 - Question ouverte

Leerdoelen 10.5 Druk
  1. Je kunt beschrijven hoe de druk op een ondergrond verandert als de kracht van grootte verandert.
  2. Je kunt beschrijven hoe de druk op een ondergrond verandert als de oppervlakte van grootte verandert.
  3. Je kunt de druk berekenen van een voorwerp op een ondergrond.

Slide 14 - Diapositive

Druk
Door de zwaartekracht oefenen voorwerpen 
druk uit op de ondergrond. 

Hoe kleiner de oppervlakte,
 hoe groter de druk.

Slide 15 - Diapositive

Kracht verdelen
Voor de vervorming die een kracht veroorzaakt, zijn twee dingen van belang:
• hoe groot de kracht is die wordt uitgeoefend;
• hoe groot de oppervlakte is waarop de kracht werkt.

Hoe groter de oppervlakte is, des te beter wordt de 
kracht ‘verdeeld’ en des te kleiner is de vervorming.
Daarom is het vaak handig om te kijken hoe groot de 
kracht per oppervlakte-eenheid is. 
Anders gezegd: hoe groot de druk is.
Hoe meer banden, des te beter de kracht wordt verdeeld.

Slide 16 - Diapositive

Kracht verdelen
De kracht per vierkante centimeter (N/cm2 ) noem je druk.
Nog een manier om de druk te verkleinen, zijn rijplaten (afb 3).
Rijplaten zijn dikke stalen platen die je vaak op een bouwterrein ziet.
Op bouwterreinen is het vaak modderig. 
De rijplaten maken de oppervlakte groter, 
zodat de druk kleiner wordt. 
Het werkverkeer zakt hierdoor niet weg.

Slide 17 - Diapositive

Druk berekenen
Je kunt de druk berekenen met de formule:

druk = kracht : oppervlakte


  • In deze formule is:
  • • De druk in pascal (Pa);
  • • De kracht in newton (N);
  • • De oppervlakte in vierkante meter (m2).





Slide 18 - Diapositive

Voorbeeldopdracht 1
EOp een auto werkt een zwaartekracht van 12 000 N. 
De banden maken op een oppervlakte van 
1600 cm2 contact met de weg.
Bereken de druk van de banden op de weg.
gegevens:
kracht = 12 000 N
oppervlakte = 1600 cm2

gevraagd
druk = ? N/cm2



Uitwerking:
  • druk = kracht : oppervlakte
  • druk = 12 000 N : 1600 cm2 = 7,5 N/cm2
  • De druk van de banden op de weg is   dus 7,5 N/cm2 .

Slide 19 - Diapositive

De druk vergroten
Door de oppervlakte zo klein mogelijk te maken kun je de druk vergroten.

 Denk bijvoorbeeld aan het snijvlak van een mes, de bek van een nijptang, een punt van een injectienaald, enzovoort (afbeelding 8).
Een injectienaald dringt gemakkelijk de huid in.

Slide 20 - Diapositive

Voorbeeldopdracht 1
  1. Een hobbymes heeft botte/ scherpe een snijkant. 
  2. Die snijkant heeft een grote/ kleine heel oppervlakte. 
  3. Daardoor is de druk heel groot/klein .
  • Uitwerking
  1. Scherp
  2. Klein
  3. Groot











MENU
LESSTOF
Toon juiste 


MENU
LESSTOF



Slide 21 - Diapositive

Voorbeeldopdracht 2
Emmy duwt met een kracht van 15 N een punaise in een houten plank. De kop van de punaise heeft een oppervlakte van 0,8 cm2.
gegevens:
kracht = 15 N
oppervlakte = 0,8 cm2

gevraagd:
druk = ? N/cm2


  • Uitwerking
  • druk = kracht : oppervlakte
  • druk = 15 : 0,8
  • druk = 18,75 N/cm2

Slide 22 - Diapositive

Samenvatting:
  • Druk is de kracht van een voorwerp per vierkante centimeter van een   oppervlakte.
  • Hoe groter de oppervlakte, des te kleiner de druk.
  • Hoe kleiner de oppervlakte, des te groter de druk.
  • Hoe groter de kracht, hoe groter de druk.
  • Hoe kleiner de kracht, hoe kleiner de druk.
  • Druk kun je berekenen met de formule:
  • druk = kracht : oppervlakte






Slide 23 - Diapositive

Samenvatting:
Er zijn voorwerpen die gemaakt zijn om de druk te verkleinen:
• tractorbanden
• rupsbanden
• rijplaten
Er zijn voorwerpen die gemaakt zijn om de druk te vergroten:
• punaise
• injectienaald
• mes

Slide 24 - Diapositive

Aan de slag!
Maak opdracht: van paragraaf 10.5
1 t/m 10
Je mag samenwerken!

Slide 25 - Diapositive

Welke 3 dingen heb jij deze les geleerd?

Slide 26 - Carte mentale

Waar wil je nog extra uitleg over?

Slide 27 - Carte mentale

Afsluiting: we weten.................
  1. Je kunt beschrijven hoe de druk op een ondergrond verandert als de kracht van grootte verandert.
  2. Je kunt beschrijven hoe de druk op een ondergrond verandert als de oppervlakte van grootte verandert.
  3. Je kunt de druk berekenen van een voorwerp op een ondergrond.

Slide 28 - Diapositive

Het is duidelijk waar we met het hoofdstuk aan het werk gaan
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Sondage

Ik begrijp de leerdoelen van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Sondage

De les was leuk?
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Sondage

Afsluiting
Volgende les:

Huiswerk:

  • Zet in je planner!!
  • Maak opdrachten op de examensite

Dank voor jullie aandacht!

Slide 32 - Diapositive