Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Congruentie en inversie
3VWO
Slide 1 - Diapositive
In deze les leer je
1. wat (in)congruentie is en
2. wat (on)juiste inversie is
Slide 2 - Diapositive
Waar denk je aan bij het woord congruentie?
Slide 3 - Carte mentale
Theorie
In zinnen komt de persoonsvorm in persoon en getal overeen met het onderwerp. Dat heet congruentie. Je zegt bijvoorbeeld: ik ben, jij bent, hij is, wij/jullie/zij zijn. Bij een enkelvoudig onderwerp hoort een enkelvoudige persoonsvorm en bij een meervoudig onderwerp een meervoudige. Meestal is dat niet moeilijk, maar er zijn een paar lastige gevallen:
Slide 4 - Diapositive
Bij woordgroepen met een enkelvoudige kern en een meervoudige nabepaling richt de persoonsvorm zich naar de kern:
–
- De groep (kern: enkelvoud) betogers (meervoud) wandelde van het Malieveld naar het Binnenhof.
Slide 5 - Diapositive
Goed of fout? De klas leerlingen kwamen gezellig kletsend binnenlopen.
A
Fout
B
goed
Slide 6 - Quiz
Goed of fout? Het team speelsters uit de eredivisie dronken nog gezellig een kopje thee.
A
goed
B
fout
Slide 7 - Quiz
Als het onderwerp een verzamelnaam is die uit meerdere personen bestaat, is de persoonsvorm enkelvoudig:
– De jeugd is momenteel een interessante doelgroep voor adverteerders.
Slide 8 - Diapositive
Jongeren zijn duidelijk slachtoffer van Corona geworden.
A
Goed
B
Fout
Slide 9 - Quiz
In de constructie een van de + meervoudig woord + die volgt in de bijvoeglijke bijzin een meervoudige persoonsvorm:
– Een van de Groningers die naar Australië emigreerden, was mijn vader.
Slide 10 - Diapositive
Verbeter het verkeerde woord of is het goed? Een van de mensen die vooraan liep, vond ik heel sympathiek. Wie legt het uit?
Slide 11 - Question ouverte
Bij meervoudige titels van boeken, films enzovoort volgt een enkelvoudige persoonsvorm:
– ‘De Hongerspelen’ is een bijzonder meeslepende jeugdroman.
Slide 12 - Diapositive
Na een rekeneenheid, zoals meter, liter, dozijn, procent, kilo, euro volgt een enkelvoudige persoonsvorm:
– Twee kilo kaas kost tegenwoordig meer dan tien euro.
Slide 13 - Diapositive
Goed of fout? 6 procent van de bevolking hebben last van muggenbeten.