English Class Year 1 Quiz

Today's schedule 
- Herhaling theorie Unit 5
- Grammar: Unit 6.2 Past Simple (Verleden tijd)

1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Today's schedule 
- Herhaling theorie Unit 5
- Grammar: Unit 6.2 Past Simple (Verleden tijd)

Slide 1 - Diapositive

Wanneer gebruik je de Present Simple? (3)

Slide 2 - Question ouverte

Wanneer plak je een -s achter het werkwoord?
A
bij he/she of it (of een naam)
B
bij I, you, we, they
C
nooit
D
als een woord eindigt op -o

Slide 3 - Quiz

Als een werkwoord op een -o eindigt.....
A
plak je er bij he/she en it - es achter
B
plak je bij I/we/you/they -es achter
C
plak je er bij he/she en it -s achter
D
plak je er bij I/you/we/they een -s achter

Slide 4 - Quiz

Je maakt zinnen (-) ontkennend met
A
don't / doesn't + heel werkwoord
B
do/ does
C
did
D
don't

Slide 5 - Quiz

Je maakt vragen met
A
do/ does
B
don't/ doesn't
C
did
D
didn't

Slide 6 - Quiz

It ...... in 10 minutes.
A
start
B
starts

Slide 7 - Quiz

They .... us every summer.
A
visit
B
visits

Slide 8 - Quiz

He ..... to school.
A
go
B
gos
C
goes
D
go's

Slide 9 - Quiz

...... she like him?
A
do
B
does
C
do's
D
don't

Slide 10 - Quiz

This/ These gebruik je voor mensen en dingen die
A
ver weg zijn
B
dichtbij zijn

Slide 11 - Quiz

...... chocolates are delicious (dichtbij)
A
those
B
these
C
this
D
that

Slide 12 - Quiz

That/ those gebruik je voor mensen en dingen die
A
ver weg zijn
B
dichtbij zijn

Slide 13 - Quiz

..... flowers are beautiful (ver weg)
A
these
B
this
C
that
D
those

Slide 14 - Quiz

Wat betekent 'skip (to)
A
toevoegen
B
overslaan

Slide 15 - Quiz

Hoe zeg je 'walgelijk' in het Engels?
A
filthy
B
unclean
C
a mess
D
disgusting

Slide 16 - Quiz

Wat betekent het Engelse woord 'anyway'
A
hoe dan ook
B
trouwens
C
maar goed
D
overal

Slide 17 - Quiz

Verleden tijd: Past Simple
Als iets in het verleden gebeurd is, gebruik je vaak de past simple. 
Net als in het Nederlands zet je het werkwoord in de verleden tijd. 

Slide 18 - Diapositive

Present Simple - Past Simple
    Vandaag wandel ik                                -         Gisteren wandelde ik
Today I walk                            -           Yesterday I walked  

Slide 19 - Diapositive

De past simple eindigt meestal op -ed:

played - started - missed

Slide 20 - Diapositive

LET OP: bij werkwoorden die eindigen op een medeklinker + e krijg je alleen een -d = 
like - liked 
 love - love

Slide 21 - Diapositive

+ - ?
Bevestigend:                                 I played / He played / They played 
Ontkennend:            I didn't play / He didn't play / They didn't play 
Vragend?:             Did I start? / Did she start? / Did they start? 

Slide 22 - Diapositive

Speaking
Ga met elkaar in gesprek voor 10 minuten in het Engels!

Slide 23 - Diapositive

Workbook 
Nakijken: Opdracht 7 A + 8 op blz. 53 en 54 

Maken: Maak opdracht 9 op blz. 55 en 56
+ opdracht 13 en 14 op blz. 59 en 60

Slide 24 - Diapositive

Workbook 
Maak opdracht 15 A & B op blz. 60 
(gebruik blz. 107 in je handbook voor deze opdracht)
+
Maak opdracht 30 0p blz. 70 

Slide 25 - Diapositive