Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 90 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Hoe gaat het vandaag met jullie?
😒🙁😐🙂😃
Slide 2 - Sondage
Kletspraat
Waar ben je het meest trots op?
Slide 3 - Question ouverte
Wat is de normale polsfrequentie van een kat?
A
28 tot 40
B
60 tot 120
C
120 tot 180
D
200 tot 300
Slide 4 - Quiz
Tijdens het uitvoeren van een SPAR-onderzoek op een hond valt je op dat de CRT langer duurt dan 1,5 seconde. Wat zou dit kunnen betekenen?
Slide 5 - Question ouverte
Wat is de normale ademhalingsfrequentie van een hond?
A
8 tot 14 keer
B
10 tot 30 keer
C
20 tot 40 keer
D
35 tot 65 keer
Slide 6 - Quiz
Tijdens het uitvoeren van een SPAR-onderzoek valt je op dat een kat te langzaam ademhaalt. Wat zou hiervan de oorzaak kunnen zijn?
Slide 7 - Question ouverte
Een puppy heeft op een elektriciteitskabel gebeten, waardoor het dier onder stroom staat en de huid en de slijmvliezen zwart verkleuren met blaren. Leg uit hoe je dit dier eerste hulp gaat verlenen.
Slide 8 - Question ouverte
Een hond heeft een reep pure chocolade opgegeten. Leg uit hoe je dit dier eerste hulp gaat verlenen.
Slide 9 - Question ouverte
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Leg uit wat een shock is.
Slide 12 - Question ouverte
Benoem enkele oorzaken voor het ontstaan van shock.
Slide 13 - Question ouverte
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Welke beweringen over shock zijn waar? 1. Een dier met shock mag je opwarmen met een warmtematje of een kruik. 2. Tijdens een shock daalt de lichaamstemperatuur.
A
Alleen bewering 1
B
Alleen bewering 2
C
Beide beweringen zijn waar
D
Beide beweringen zijn niet waar
Slide 16 - Quiz
Een kat wordt aangereden door een auto, met een open botbreuk, een slagaderlijke bloeding en een shock tot gevolg. Leg uit hoe je dit dier eerste hulp gaat verlenen.
Slide 17 - Question ouverte
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
Welke beweringen over bewusteloosheid zijn waar? 1. Bij een stupor is het dier nog bij bewustzijn. 2. Uit een coma is een dier niet wakker te maken.
A
Alleen bewering 1
B
Alleen bewering 2
C
Beide beweringen zijn waar
D
Beide beweringen zijn niet waar
Slide 20 - Quiz
Het is soms moeilijk te bepalen of een dier bewusteloos is of al is overleden. Leg uit hoe je het verschil kan zien.
Slide 21 - Question ouverte
Slide 22 - Diapositive
Een hond is aangereden door een auto. Het dier ligt op de weg en reageert niet. Leg uit hoe je dit dier eerste hulp gaat verlenen.
Slide 23 - Question ouverte
Slide 24 - Diapositive
Slide 25 - Diapositive
Slide 26 - Diapositive
Welke beweringen over epilepsie zijn waar? 1. Een epileptische aanval mag maximaal 10 minuten duren. 2. Tijdens een epileptische aanval voelt het dier pijn.
A
Alleen bewering 1
B
Alleen bewering 2
C
Beide beweringen zijn waar
D
Beide beweringen zijn niet waar
Slide 27 - Quiz
Een kat valt om, heeft spierkrampen, kwijlt, grote pupillen en laat urine lopen. Leg uit hoe je dit dier eerste hulp gaat verlenen.
Slide 28 - Question ouverte
Slide 29 - Diapositive
Een kat valt van een balkon af. Het dier kan niet meer op zijn achterpoten staan en sleept zijn achterpoten mee als het dier wegloopt. Leg uit hoe je dit dier eerste hulp gaat verlenen.