Spreken en Gesprekken

Spreken
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Spreken

Slide 1 - Diapositive

Januari 2023
  • Gedichtje
  • Taalgebruik
  •  Sprekersdoelen
  • Aan de slag!

Aan het einde van de les...
... kan je benoemen wanneer iets formeel of informeel taalgebruik is.
... kan je sprekersdoelen herkennen.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Waarderingswoord

Slide 4 - Carte mentale

Je spreekt iemand aan met 'je' of 'jij'.
Je spreekt iemand aan met 'u'.
Je noemt diegene bij de achternaam en zegt 'meneer/mevrouw'.
Je noemt diegene bij de voornaam.
Je mag straattaal of jongerentaal gebruiken.
Je taalgebruik is netjes.
Formeel taalgebruik
Informeel taalgebruik

Slide 5 - Question de remorquage

Theorie
Formeel taalgebruik gebruik je in nette situaties.
VB: Brief naar de school, mail naar je docent, bellen naar de tandarts.

Informeel taalgebruik gebruik je bij mensen die je veel ziet en goed kent.
VB: Whatsapp met vrienden, brief naar je oma, gesprek met je ouders.

Slide 6 - Diapositive

Als je iemand vermaakt, is het doel...
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Instrueren
D
Amuseren

Slide 7 - Quiz

Als je iemand instructies geeft, is het doel...
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Instrueren
D
Amuseren

Slide 8 - Quiz

Als je iemand iets uitlegt, is het doel...
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Instrueren
D
Amuseren

Slide 9 - Quiz

Als je iemand wil overhalen, is het doel...
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Instrueren
D
Amuseren

Slide 10 - Quiz

Een mop vertellen.
Redenen geven om de vaatwasser niet uit te ruimen.
Uitleggen wanneer je -dt schrijft.
Vertellen hoe de Ikea-kast in elkaar moet.
Informeren
Overtuigen
Instrueren
Amuseren

Slide 11 - Question de remorquage

Spreekdoelen
  • Informeren = iemand informatie geven
  • Overtuigen = iemand overtuigen in jouw voordeel
  • Instrueren = iemand  instructies geven
  • Amuseren = iemand vermaken

Slide 12 - Diapositive

Aan de slag!

Slide 13 - Diapositive

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 14 - Question ouverte