Examentraining deel 5

Examentraining VWO Deel 5
  • zelfstandig opdrachten oefenen
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Examentraining VWO Deel 5
  • zelfstandig opdrachten oefenen

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Endothermie komt alleen bij grote vissen voor. Leg uit dat het voor kleine vissoorten, door hun grote oppervlakte inhoud verhouding, ongunstig is om endotherm te zijn.

Slide 3 - Question ouverte

Slide 4 - Diapositive

De koningsvis is extreem gespierd en zijn spieren zijn opvallend donkerrood, door een grote hoeveelheid myoglobine. Leg uit hoe de aanwezigheid van myoglobine in de spieren bijdraagt aan het jachtsucces van de koningsvis.

Slide 5 - Question ouverte

Volgens de onderzoekers is de samenwerking van borstvinspieren de grootste bron van warmteproductie. In de buikholte wordt veel minder warmte geproduceerd. Verklaar waardoor de buikholte toch vrijwel dezelfde temperatuur heeft als de borstvinspier.

Slide 6 - Question ouverte

Twee uitspraken over de gegevens in tabel 1 zijn:
1 Naast de borstvinspier is er nog een ander gebied waar veel warmte
wordt geproduceerd.
2 Uit de grote spreiding in de gemeten temperaturen van de schedel
blijkt dat deze metingen niet valide zijn.
Welke van deze uitspraken wordt of worden ondersteund door de gegevens in tabel 1?
A
geen van beide
B
alleen 1
C
alleen 2
D
zowel 1 als 2

Slide 7 - Quiz

De drie genummerde lijnen in het diagram hebben betrekking op metingen van de zwemdiepte, de watertemperatuur op die diepte en de temperatuur van de borstvinspier.
Noteer de nummers 1, 2 en 3 onder elkaar op je antwoordblad en schrijf erachter welke gemeten grootheid (zwemdiepte, watertemperatuur of temperatuur van de borstvinspier) bij de betreffende lijn hoort.

Slide 8 - Question ouverte

1) In de kieuwbogen ligt een ‘wondernet’: een kluwen van verstrengelde
bloedvaatjes waarin het bloed dat naar de kieuwplaatjes gaat steeds vlak naast het bloed stroomt dat vanaf de kieuwplaatjes terug naar het lichaam gaat.
2) Rond de kieuwbogen zit een laagje vetweefsel.
Leg uit hoe de tegengestelde stromingsrichtingen van het bloed in de
bloedvaatjes van het wondernet het warmteverlies bij de koningsvis
beperkt. Wat is de toegevoegde waarde van het vetweefsel op die plaats?

Slide 9 - Question ouverte

Slide 10 - Diapositive

Op basis van dit cladogram worden drie beweringen gedaan:
1 Lampris immaculatus is de gemeenschappelijke voorouder van alle
koningsvissen.
2 Afstammingslijn 2 is meer verwant met 4 dan met 1.
3 Afstammingslijn 3 is meer verwant met 4 dan met 5.
Noteer de nummers 1, 2 en 3 onder elkaar op je antwoordblad en
schrijf erachter of de betreffende bewering wel of niet juist is.

Slide 11 - Question ouverte

Noteer de nummers 1, 2 en 3 onder elkaar op je antwoordblad en schrijf erachter of de betreffende reactie wel of niet juist is.

Slide 12 - Question ouverte

Tijdens de embryonale ontwikkeling wordt het insuline-gen ook in de thymus afgelezen. In de thymuscellen van kinderen met diabetes type 1 blijkt de expressie van het insuline-gen lager te zijn dan bij gezonde kinderen.
Leg uit dat een normale productie van insuline in de thymus nodig is om een auto-immuunrespons van T-cellen tegen β-cellen in de alvleesklier te voorkomen.

Slide 13 - Question ouverte

Bij gezonde personen veroorzaakt een tijdelijk hogere glucosewaarde in het bloed via regulatie van de ADH-afgifte een afname van de hoeveelheid geproduceerde urine.
Neemt de ADH-afgifte door een hogere bloedsuikerspiegel toe of af? Neemt de resorptie van water in de nieren dan toe of af?
A
ADH-afgifte - neemt af Resorptie van water - neemt af
B
ADH-afgifte - neemt af Resorptie van water - neemt toe
C
ADH-afgifte - neemt toe Resorptie van water - neemt af
D
ADH-afgifte - neemt toe Resorptie van water - neemt toe

Slide 14 - Quiz

(2P) Als de diabetes van Ruth niet wordt behandeld zal zij, ondanks het hoge glucosegehalte in haar bloed, gewicht verliezen.
Leg uit waardoor Ruth gewicht zal verliezen als ze geen insuline gebruikt.

Slide 15 - Question ouverte

Hoe is het ‘dageraadfenomeen’ bij diabetespatiënten het beste te verklaren?
A
Doordat er minder insuline in het bloed is, neemt de aerobe dissimilatie af.
B
Doordat er minder insuline in het bloed is, slaat de lever minder glucose op.
C
Doordat het glucosegehalte is gedaald, maakt de alvleesklier glucagon aan.
D
Tijdens de slaap wordt minder glucose verbruikt dan overdag.

Slide 16 - Quiz

Op basis van de gegevens over het gebruik van een insulinepompje worden de volgende beweringen gedaan: 1 De bloedglucosewaarden kunnen bij gebruik van een insulinepompje
nooit hoger worden dan 10 mmol per liter. 2 De hoeveelheid insuline die het pompje bij het avondeten afgeeft is ongeveer de helft van de hoeveelheid bij de lunch. 3 Gebruik van het insulinepompje voorkomt het dageraadfenomeen.
Noteer de nummers 1, 2 en 3 onder elkaar op je antwoordblad en schrijf erachter of de betreffende bewering wel of niet juist is.

Slide 17 - Question ouverte

Voor het succes van deze behandeling is het noodzakelijk dat de capsule die de β-cellen omhult, aan bepaalde eisen voldoet. Zo mogen de poriën erin niet te groot, maar ook niet te klein zijn, zodat bepaalde stoffen wél naar buiten en bepaalde andere stoffen niét naar binnen kunnen.

Welke stof is bepalend voor de minimale grootte van de poriën in de gelcapsule?
En welk type stoffen bepaalt de maximale grootte van de poriën?

Slide 18 - Question ouverte

Ook mag de gellaag die de β-cellen omhult niet te dik zijn. De diffusieafstand mag het goed functioneren van de β-cellen niet hinderen. Leg uit dat voor het goed functioneren van de β-cellen de diffusiesnelheid door de gellaag voor glucose zo hoog mogelijk moet zijn.

Slide 19 - Question ouverte

Er is een grens aan het aantal individuen van een soort dat zich in een bepaald gebied langdurig kan handhaven.
Welke vakterm gebruiken ecologen hiervoor?

Slide 20 - Question ouverte

Schets in de uitwerkbijlage het verloop van het aantal veldmuizen wanneer er niet ingegrepen wordt,
en schets het verloop als er wél ingegrepen wordt door het enkele dagen onder water zetten van het land begin juli.

Slide 21 - Question ouverte

Het is de vraag of bestrijding door het onder water zetten van het land op het hoogtepunt van de plaag beter is dan de plaag op zijn beloop laten en de winter afwachten.
-Verklaar dat afwachten wel eens een goede oplossing zou kunnen zijn,
- en verklaar dat door het land onder water te zetten op het hoogtepunt van de plaag, de plaag het volgende jaar juist erger zou kunnen worden.

Slide 22 - Question ouverte

Boeren kunnen de veldmuizenpopulatie ook terugdringen met muizengif zoals bromadiolon, een vitamine-K-antagonist.
Vitamine K is nodig voor de vorming van trombine in het bloed.

Waaraan sterven muizen na het eten van bromadiolonkorrels?
Ze sterven aan...
A
de gevolgen van trombose doordat er minder fibrine gevormd wordt.
B
de gevolgen van trombose doordat er minder fibrinogeen gevormd wordt.
C
inwendige bloedingen doordat er minder fibrine gevormd kan worden.
D
inwendige bloedingen doordat er minder fibrinogeen gevormd kan worden.

Slide 23 - Quiz

Welke van deze uitspraken geeft of geven een juiste verklaring? Noteer de nummers 1, 2 en 3 onder elkaar op je antwoordblad en schrijf erachter of de betreffende verklaring wel of niet juist kan zijn.

Slide 24 - Question ouverte

Twee beweringen naar aanleiding van dit onderzoek zijn:
1 De drooglegging is als factor belangrijker voor het ontstaan van
schade door veldmuizen dan de openheid van het grasland.
2 Schade in een klein en door struiken en bomen beschut grasland
wordt eerder opgemerkt dan schade in een weids grasland.
Welke bewering wordt of welke beweringen worden ondersteund door de gegevens in het diagram van afbeelding 3?
A
geen van beide
B
alleen 1
C
alleen 2
D
zowel 1 als 2

Slide 25 - Quiz

Verklaar welk type predator hierdoor wordt aangetrokken.
Waardoor is juist dit type predator in staat veldmuizenplagen te voorkomen

Slide 26 - Question ouverte

Een melkveehouder in Friesland wil zijn percelen grasland enkele keren maaien om het gras als hooi op te slaan voor de winter. Maatregelen die ecologen voorstellen tegen een veldmuizenplaag zijn onder andere: 1) Nestkasten plaatsen, zodat roofvogels aangetrokken worden; 2) Bodembewerking, zoals het machinaal omploegen van het grasland.
- Licht toe dat hij maatregel 1 alleen preventief (ter voorkoming van een veldmuizenplaag) kan toepassen.
- Licht toe dat hij maatregel 2 alleen curatief (ter bestrijding van een veldmuizenplaag) zal toepassen.

Slide 27 - Question ouverte

Hoe ging het voor je gevoel?
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Sondage

Is LessonUp een toegevoegde waarde?
0100

Slide 29 - Sondage

Hoe vond je de biologielessen afgelopen jaar qua inhoud?
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Sondage

Hoe voel je je ten aanzien van het biologie examen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Sondage

Wat neem je mee naar je biologie examen?
A
Meerdere blauw/zwart schrijvende pennen
B
Normale rekenmachine
C
Geodriehoek, potlood, gum, puntenslijper
D
Water, eten en een goed humeurtje

Slide 32 - Quiz