18 februari

Wat doen we vandaag?
  • Vragen grammatica?
  • Bespreken opdr. 20, 23, 24.
  • Hoofdstuk 13
1 / 52
suivant
Slide 1: Diapositive
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 52 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Wat doen we vandaag?
  • Vragen grammatica?
  • Bespreken opdr. 20, 23, 24.
  • Hoofdstuk 13

Slide 1 - Diapositive

Vragen Grammatica?

Slide 2 - Question ouverte

Slide 3 - Diapositive

Geen vragen (meer)?
  • Maak maar twee rijtjes.... 

Slide 4 - Diapositive

Hektor & Andromache



Hulpboek blz. 51, 
Opdracht 20, 23, 24. 

Slide 5 - Diapositive

Opdracht 20abc
  • a + b eigen verwerking.
  • c Deze tekst gaat over Hektor, zijn vrouw Andromache en hun niet bij naam genoemde zoontje.

Slide 6 - Diapositive

Opdracht 20d
  • d In alinea 1 staat Andromache centraal. Zij is aan het woord van r.5 t/m r.11 en probeert met haar haar argumenten Hektor tegen te houden om weer naar de strijd te gaan.
  • In alinea 2 reageert Hektor op de woorden van zijn vrouw en staat hij centraal. 
  • In alinea 3 staat het kind centraal. Het kind reageert op Hektor en daarop reageren beide ouders.

Slide 7 - Diapositive

Opdracht 23a
  • a Hektor beargumenteert dat hij zichzelf te schande maakt als hij, de aanvoerder van de mannen, niet vecht. Hektor wil zijn dapperheid laten zien. Hektor zegt dat hij hen niet vrijwillig verlaat maar dat hij liever sneuvelt dat moet toekijken naar wat de Grieken met zijn vrouw en kind zullen doen.

Slide 8 - Diapositive

Opdracht 23bc
  • b Bijvoorbeeld: schande: het gaat erom wat ik, Andromache, van jou vind en niet wat de mensen zullen zeggen. Het is juist een schande om ons, jouw vrouw en kind, in de steek te laten. Sneuvelen: Wij kunnen beter samen als gezin omkomen als dat ons lot is.
  • c Eigen verwerking.

Slide 9 - Diapositive

Opdracht 24
  • a Het zoontje is niet afgebeeld.
  • b De kunstenaar legt het accent op het verdriet van de man en de vrouw die afscheid van elkaar nemen in de wetenschap dat ze misschien wel voor het laatst bij elkaar zijn: hij gaat de oorlog in. Dat verdriet tussen man en vrouw is voor iedereen in een oorlogssituatie herkenbaar, het kind speelt daarbij geen rol.
  • c Eigen verwerking.

Slide 10 - Diapositive

Hektor & Achilles


Taalboek blz. 60
Maak Hulpboek blz. 52, 
Opdracht 26 en 29. 
timer
15:00

Slide 11 - Diapositive

Opdracht 26
  • a Hij had zich teruggetrokken uit de strijd omdat hij beledigd was door Agamemnon. Bijvoorbeeld: Ja, want Agamemnon had hem beledigd. Of: Nee, hij had de Grieken en zijn vriendPatroklos moeten helpen nu de Trojanen aan het winnen waren.
  • b De Trojanen krijgen de overhand en steken zelfs al een paar schepen in het scheepskamp in brand.
  • c Hij vraagt Achilles of hij zijn wapenrusting mag lenen en met Achilles’ troepen toch mee mag vechten.

Slide 12 - Diapositive

Opdracht 26
  • d Hij hoopt dat de Trojanen zullen schrikken omdat ze zullen denken dat Achilles weer meevecht. Ja, de list lukt.
  • e Patroklos wordt overmoedig en waagt zich te ver op de vlakte en komt te dicht bij de stad.
  • f Eigen verwerking.
  • Bijvoorbeeld: Ja, Patroklos hield zich niet een de afspraak. Of: Nee, Achilles had de ruil van wapenrusting niet moeten toestaan want dan had Hektor waarschijnlijk niet zo agressief gereageerd.

Slide 13 - Diapositive

Opdracht 26
  • g Eigen verwerking.
  • Bijvoorbeeld: Ja, want hij laat Patroklos zo een risico lopen terwijl hij zelf niet meevecht. Of: Nee, Patroklos heeft immers zelf gevraagd om de wapenrusting te mogen aantrekken en mee te mogen vechten.

Slide 14 - Diapositive

Opdracht 29c
  • ὁ πόλεμος oorlog
  • ἡ νίκη overwinning
  • βάλλω gooien (hier van wapens)
  • ἀπο-κτείνω doden
  • τὸ σῶμα, σώματος lichaam
  • ἀπο-θνῄσκω sterven, omkomen
  • πάσχω lijden
  • πίπτω vallen

Slide 15 - Diapositive


Hulpboek blz. 122

Bijzonderheden Augment


Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Hulpboek blz. 123
Maak Ergon 17.


timer
10:00

Slide 25 - Diapositive

Ergon 17

Slide 26 - Diapositive


Hulpboek blz. 124

Bijzonderheden Augment


Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Hulpboek blz. 125
Maak Ergon 21.


timer
10:00

Slide 32 - Diapositive

Ergon 21

Slide 33 - Diapositive


Hulpboek blz. 126

Imperativus en infinitivus Aoristus


Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive

Slide 40 - Diapositive

Slide 41 - Diapositive

Hulpboek blz. 127
Maak Ergon 24.


timer
10:00

Slide 42 - Diapositive

Ergon 24

Slide 43 - Diapositive

Ergon 24

Slide 44 - Diapositive

Hektor & Achilles


Taalboek blz. 60
Hulpboek blz. 54, 
Opdrachten 32, 34, 35. 
timer
15:00

Slide 45 - Diapositive

Opdracht 32 abc
  • a a Beide partijen houden zich aan de code met betrekking tot bewapening: voor beiden is de lans/speer het aanvalswapen.
  • b Hektor doet een beroep op de bepaling dat het lijk van de verliezer wordt teruggegeven aan zijn medestrijders, zodat de verliezer een eervolle begrafenis krijgt.
  • c Achilles zegt dat hij hierover geen afspraken wil maken.

Slide 46 - Diapositive

Opdracht 32def
  • d Achilles mishandelt het lijk van zijn tegenstander; hij gaat dus zelfs verder dan de weigering om het lijk terug te geven voor een eervolle begrafenis.
  • e r.13-14: Tussen leeuwen en mannen worden geen afspraken gemaakt.
  • f Eigen verwerking.

Slide 47 - Diapositive

Opdracht 34 en 35
  • Opdracht 34
  • a + b Eigen verwerking.


  • Opdracht 35
  • a + b Eigen verwerking.

Slide 48 - Diapositive

Aan het werk.
  • Leer Hulpboek blz. 156, 1 t/m 13.
  • Leer Hulpboek blz. 140 t/m 150.
  •  Lees Tekstboek blz. 61
  • Maak Hulpboek blz. 54, opdr. 32, 34, 35.

Dit is ook huiswerk. 

Slide 49 - Diapositive

Opdracht
  • Ieder krijgt (ongeveer) 2 zinnen toegewezen.
  • Benoem ieder woord in de zin.
  • Bij naamwoorden: geef naamval, geslacht, getal
  • Bij werkwoorden: geef modus, tijd, these, aspect, persoon.
  • Geef bij naamwoorden de (vermoedelijke) functie in de zin, of geef aan of dit een vaste aanvulling is (waarbij?)

Slide 50 - Diapositive

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 51 - Question ouverte

Wat is nog onduidelijk?
Waar wil je meer over weten?

Slide 52 - Question ouverte