HAVO5.4-uitw

33a De totale kosten zijn: 300.000+70.000+35.000+2.100 +1.500 = € 408.600,-
33b Deze onderneming heeft winst gemaakt. 
De opbrengsten zijn hoger dan de kosten: 
455.300 – 408.600 = € 46.700,-
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 12 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

33a De totale kosten zijn: 300.000+70.000+35.000+2.100 +1.500 = € 408.600,-
33b Deze onderneming heeft winst gemaakt. 
De opbrengsten zijn hoger dan de kosten: 
455.300 – 408.600 = € 46.700,-

Slide 1 - Diapositive

33c
A is Saldo winst  
B is € 46.700,-
C en D worden niet gebruikt (er is geen verlies)
E en F zijn de totalen, deze zijn € 455.300,-
33d De kosten- en opbrengstenkant moeten aan elkaar gelijk zijn. Daarom noteer je het saldo winst bij de kosten op en wanneer er verlies wordt gemaakt, tel je het saldo verlies bij de opbrengsten op.

Slide 2 - Diapositive

34
Kosten              Winst - en Verliesrekening    Opbrengsten
Inkoopwaarde
Huur
Loonkosten
Reclame
Electriciteit
Afschrijving

Totaal
€ 375.000,-
€ 80.000,-
€ 42.000,-
€ 30.800,-
€ 800,-
€ 400,-

€ 529.000,-
Omzet
Rente




Saldo verlies
Totaal
€ 520.000,-
€ 1.450,-




€ 7.550,-
€ 529.000,-

Slide 3 - Diapositive

35
Omzet
Inkoopwaarde 
Brutowinst
Bedrijfskosten
Nettowinst

€ 300.000,-
€ 120.000,-
€ 180.000,-
€ 110.000,-
€ 70.000,-

Slide 4 - Diapositive

36
Kosten              Winst - en Verliesrekening    Opbrengsten
Inkoopwaarde
Loon
Afschrijving
Verkoopk.
Algemene k.
Saldo winst

Totaal
€ 356.400,-
€ 47.700,-
€ 8.200,-
€ 4.900,-
€ 13.500,-
€ 49.300,-

€ 521.450,-
Omzet






Totaal
€ 480.000,-






€ 521.450,-

Slide 5 - Diapositive

36b De brutowinst is omzet-inkoopwaarde:
480.000-356.400 = € 123.600,-
De brutowinst in procenten van de omzet: 
123.600/480.000 x100 = 25,75 = 25,8%
36c De nettowinst is brutowinst-bedrijfskosten:
123.600-47.700-8.200-4.900-13.500 = € 49.300,-
De nettowinst in procenten van de omzet:
49.300/480.000 x100 = 10,3%

Slide 6 - Diapositive

37a Omzet 2017: 50.000×75 =                 € 3.750.000,-
37b Inkoopwaarde 2017:  50.000×50 = € 2.500.000,- -/-
Brutowinst 2017 =                                      €  1.250.000,-
37c Bedrijfskosten =                                  €    750.000,- –/-
Nettowinst 2017 =                                      €    500.000,-

Slide 7 - Diapositive

38a De bewering is onjuist: de brutowinst kan niet hoger zijn dan de omzet (omzet – inkoopwaarde =
brutowinst).
38b De nettowinst (brutowinst - bedrijfskosten) = 
45.000 - 20.000 = € 25.000,-
38c Omzet (brutowinst + inkoopwaarde) =
45.000 + 15.000 = € 60.000,-

Slide 8 - Diapositive

39a Bij 52 taarten:
Totale opbrengsten: 52 × 7 =   € 364,-
Totale kosten: 300 + (52 × 1) =  € 352,- -/-
Winst                                             €    12,-
39b Bij 47 taarten:
Totale opbrengsten: 47 × 7 =     € 329,-
Totale kosten: € 300 + 47 × 1 =  € 347,- -/-
Verlies                                              €   18,-
39c Nieuw break-evenpunt: 300 ÷ (7 – 2) = 60 taarten, dus bij een verkoop van 60 taarten maak je geen verlies maar ook nog geen winst!

Slide 9 - Diapositive

40a De TK-lijn begint niet in de oorsprong (bij nul) omdat er vaste kosten zijn. De totale kosten-lijn begint op de y-as bij de vaste kosten.
40b De onderneming maakt winst rechts van de 
break-evenafzet en maakt verlies links van de 
break-evenafzet. Dus meer dan de break-evenafzet is winst, minder is verlies.

Slide 10 - Diapositive

41 
700 ÷ (1,49 – (0,32 + 0,24)) = 753 blikjes.
ZIE OOK DE VOLGENDE SLIDE VOOR UITLEG / EXTRA
TOELICHTING.

Slide 11 - Diapositive

Een verkoopprijs in de winkel is altijd inclusief BTW. Het bedrijf draagt devBTW af aan de belastingdienst.  
Als je bezig bent met break-even punt berekening moet je dus de verkoopprijs exclusief BTW gebruiken.
Mocht er in een opgave dus expliciet vermeld worden  dat de verkoopprijs incl. 9 % of 21% btw is, dan moet je EERST de verkoopprijs exclusief BTW berekenen.
En daarmee ga je verder rekenen. 

Slide 12 - Diapositive