Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Havo: Werken met het stappenplan lezen
TL: Feit, mening, standpunt en argument
2C
Meer dan lezen §6
Cursus 1
Slide 1 - Diapositive
Havo:
Je kent de drie fases van het stappenplan Lezen.
Je kunt langere teksten met veel informatie lezen en begrijpen aan de hand van het stappenplan Lezen.
TL:
Je kunt feiten, meningen, standpunten en argumenten herkennen.
Onderscheid maken tussen feiten, meningen, standpunten en argumenten in een tekst
Argumenten formuleren
Slide 2 - Diapositive
Havo
Het stappenplan lezen
Als je een tekst leest voor een proefwerk of SO, volg je een aantal stappen. Bedenk voordat je leest waarom de tekst leest. Bepaal dan welke stappen uit het stappenplan nodig zijn.
Slide 3 - Diapositive
Stap 1: Oriënterend lezen
Het doel van oriënterend lezen is het onderwerp van de tekst vinden.
1. Bepaal het onderwerp van de tekst: lees de titel, bekijk de eventuele afbeelding(en) en lees de eerste alinea(’s).
2. Vraag je af:
- Wat weet ik al van dit onderwerp?
- Wat zou er over dit onderwerp in de tekst staan?
Slide 4 - Diapositive
Het doel van globaal lezen is om deelonderwerpen te vinden.
3. Stel vast uit welke alinea(’s) de inleiding en het slot bestaan. Zet strepen tussen inleiding,
middenstuk en slot.
4. Probeer in het middenstuk deelonderwerpen te onderscheiden: lees van elke alinea het begin en het eind en ga op zoek naar kernzinnen. Zet een streep tussen alinea’s die elk bij een ander deelonderwerp horen.
Stap 2: Globaal lezen
Slide 5 - Diapositive
Stap 3: Precies lezen
Het doel van precies lezen is weten waar de tekst over gaat.
5. Ga na of je eerdere verwachtingen over de tekst worden bevestigd.
6. Noteer (in de kantlijn) de betekenis van woorden die je niet kent: gebruik de woordraadstrategieën en zo nodig een woordenboek.
7. Markeer van elke alinea de kernzin of de woorden die samen de belangrijkste informatie bevatten.
8. Markeer de signaalwoorden die verbanden tussenalinea’s aangeven.
Slide 6 - Diapositive
Stap 3: Precies lezen
9. Noteer (in de kantlijn) de deelonderwerpen: formuleer ze als een informerend kopje of als een vraag die in het betreffende tekstgedeelte wordt beantwoord.
10. Markeer de signaalwoorden die een verband tussen of binnen zinnen aangeven.
11. Markeer de hoofdgedachte van de tekst of noteer die in eigen woorden.
12. Noteer het (belangrijkste) tekstdoel.
Slide 7 - Diapositive
Met welke manier van lezen vind je ook alweer het onderwerp van een tekst?
A
Precies lezen
B
Oriënterend lezen
C
Nauwkeurig lezen
D
Begrijpend lezen
Slide 8 - Quiz
Waar let je op als je een tekst oriënterend leest?
Slide 9 - Question ouverte
Oriënterend lezen
Globaal lezen
Precies lezen
Je bekijkt de titel, tussenkopjes en afbeeldingen van de tekst.
Je leest de tekst helemaal.
Je bepaalt welke delen van de tekst inleiding en slot zijn.
Lees de eerste alinea of de eerste twee alinea's.
Je noteert van elke alinea in een paar woorden het deelonderwerp in de kantlijn.
Je leest van elke alinea de eerste en de laatste zin.
Slide 10 - Question de remorquage
Uitleg TL
Slide 11 - Diapositive
Feiten:
- Kun je bewijzen of controleren.
'Die laptop kost bij de Mediamarkt €478,49.'
- Daarover kun je niet van mening verschillen:
1 + 1 = 2
- Kun je opzoeken.
'Het aantal calorieën in een Snicker is 321.'
Slide 12 - Diapositive
Noteer een feit bij de afbeelding.
Slide 13 - Carte mentale
Mening
- Een mening geeft aan wat iemand vindt van iets.
Een ander kan hier heel anders over denken.
'Ik vind het vak Nederlands heel erg leuk!'
- Een mening is een ander woord voor 'standpunt'.
Slide 14 - Diapositive
Noteer een mening bij de afbeelding.
Slide 15 - Carte mentale
Argument
Een mening kun je onderbouwen met argumenten.
Een argument geeft aan waarom je een bepaalde mening hebt.
In een tekst vind je argumenten door te zoeken naar signaalwoorden, zoals want, omdat, namelijk en immers. Achter deze signaalwoorden vind je vaak argumenten die een bepaalde mening onderbouwen.
'Ik vind het belangrijk om mijn huiswerk goed te maken, want ik wil een goed cijfer halen.
Slide 16 - Diapositive
Noteer een mening + een argument bij de afbeelding.
Slide 17 - Carte mentale
Tegenargumenten
Voorbeeld 1
Standpunt: "We moeten alle schoolboeken vervangen door tablets."
Argument: "Tablets zijn veel beter, want je hoeft dan geen zware tassen meer mee te nemen naar school."
Tegenargument: "Maar met tablets kun je sneller afgeleid raken, omdat je bijvoorbeeld games of sociale media kunt openen tijdens de les."
Voorbeeld 2
Standpunt: "Huiswerk moet afgeschaft worden."
Argument: "Huiswerk kost te veel tijd, en daardoor kun je minder leuke dingen doen na school."
Tegenargument: "Maar door huiswerk leer je zelfstandiger werken en kun je je beter voorbereiden op toetsen."
Slide 18 - Diapositive
Objectief
Onderzoek
Er zijn data verzameld.
Feiten (schoolkennis)
Onpartijdig
Het is te controleren.
Subjectief
Mening
Een gevoel
Een ervaring
Niet te controleren.
Slide 19 - Diapositive
Gisteren om 12:00 uur ingebroken bij de buren.
A
feit
B
mening
C
argument
Slide 20 - Quiz
Zij wonen in het mooiste huis van de straat.
A
feit
B
mening
C
argument
Slide 21 - Quiz
Mijn buren waren niet thuis op het moment van de inbraak.