T5B5 neurale regulatie - deel 2

Neurale regulatie
T5B5 
Havo 4
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Neurale regulatie
T5B5 
Havo 4

Slide 1 - Diapositive

thema 5 Regeling
B1 Regeling en homeostase
B2 Hormonale regulatie
B3 Het zenuwstelsel
B4 Reflexen en het autonome zenuwstelsel
B5 Neurale regulatie
B6 Spieren en beweging

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Wat is de juiste volgorde van het actiepotentiaal?
Binas
88F
A
Depolarisatie - Repolarisatie - Hyperpolarisatie
B
Repolarisatie - Depolarisatie - Hyperpolarisatie
C
Hyperpolarisatie - Repolarisatie - Depolarisatie
D
Depolarisatie - Hyperpolarisatie - Repolarisatie

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Bij een actiepotentiaal
gaan...
Binas
88F
A
Eerst Na-ionen naar buiten en daarna K-ionen naar binnen
B
Eerst Na-ionen naar binnen en daarna K-ionen naar buiten
C
Eerst K-ionen naar buiten en daarna Na-ionen naar binnen
D
Eerst K-ionen naar binnen en daarna Na-ionen naar buiten

Slide 7 - Quiz

Myelineschede
sprongsgewijze impulsgeleiding
50X sneller dan zonder myelineschede

Slide 8 - Diapositive

Zenuwcel (neuron)
Zenuwcel bestaat uit:
1. Dendriet
2. Cellichaam
3. Celkern
4. Axon
5. Myelineschede
6. Synaps

Slide 9 - Diapositive

Wat is geen functie van myeline?
A
Impulsen gaan sneller
B
Uitlopers zijn door myeline geïsoleerd van elkaar
C
Er komen meer impulsen
D
Bescherming van de uitloper

Slide 10 - Quiz

Impulsfrequentie
  • Je lichaam vertaalt prikkels naar impulsen. Hoe sterker de prikkel  hoe meer impulsen er worden gegenereerd.
  • Bijvoorbeeld: Een heel hard geluid = heel veel impulsen per seconde. Een zacht geluid = een paar impulsen per seconde

Slide 11 - Diapositive

Als een prikkel in sterkte toeneemt. Wat voor verandering verwacht je in de impulsfrequentie?
A
De impulsen zullen grotere pieken hebben
B
Er zullen minder impulsen zijn
C
Er zullen meer impulsen zijn
D
De impulsen zullen kleinere pieken hebben

Slide 12 - Quiz

Een sterkere prikkel leidt tot
A
hogere actiepotentiaal
B
hogere impulsfrequentie

Slide 13 - Quiz

Thema 6 regeling en waarnemen
Paragraaf 4

Slide 14 - Diapositive

De gehele actiepotentiaal
(2 t/m 5) duurt 4 ms.

Wat is dan de maximale impulsfrequentie?
A
25 impulsen per seconde
B
250 impulsen per seconde
C
1500 impulsen per minuut
D
4000 impulsen per seconde

Slide 15 - Quiz

Het nut van een myelineschede
  • Impulsgeleiding is best wel traag
  • Myelineschedes (cellen van Schwann) zorgen ervoor dat een impuls sprongsgewijs kan worden doorgegeven
  • Hierdoor wordt de impulsgeleiding veel sneller (50x zo snel)

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Hoe heet de plek waar een impuls van de ene naar de andere cel gaat?
Binas
88G

Slide 18 - Question ouverte

drempelwaarde - actiepotentiaal

Slide 19 - Diapositive

Waarom kan in een synaps het signaal maar in één richting worden doorgegeven?

Slide 20 - Question ouverte

bestudeer de animatie op de volgende slide
Impulsoverdracht
Door binding van een neurotransmitter openen de ionkanalen in de synapsspleet.

Het openen van de ionkanalen is een prikkel voor de ionkanalen die een daarnaast liggen. Die openen dan ook. 

Een impuls gaat lopen.

Slide 21 - Diapositive

1. Dendrieten geven in zenuwcellen het signaal van het cellichaam direct door naar de synaps.
2. Dendrieten geleiden impulsen naar het cellichaam toe.
Binas
88A
A
1 is waar 2 is waar
B
1 is waar 2 is niet waar
C
1 is niet waar 2 is waar
D
1 is niet waar 2 is niet waar

Slide 22 - Quiz

Wat is waar over de impuls?
A
de impulsfrequentie heeft een maximum
B
de impulssterkte bepaalt de reactiesterkte
C
een impuls ontstaat pas onder de drempelwaarde
D
een impuls duurt altijd even lang

Slide 23 - Quiz

Wat is de richting van de impuls?
Binas
88A
A
Axon - cellichaam - dendriet
B
Cellichaam - dendriet - axon
C
Dendriet - cellichaam - axon
D
Dendriet - axon - cellichaam

Slide 24 - Quiz